Pyke Koch
Pyke Koch (1901-1991) leek door zijn voorkomen meer een aristocraat dan een artiest. Des te schokkender vond men zijn werk, toen Koch rond 1930 schijnbaar uit het niets de kunstwereld veroverde. Koch begon pas laat met schilderen, na een afgebroken rechtenstudie, en bleek een wonderboy.
Een heer van stand, dat liet hij graag zo, haalde zijn inspiratie uit de Duitse cinema, uit achterbuurtscènes en kermistaferelen. Van verlopen prostituees maakte Koch godinnen uit de goot. Hun verval zichtbaar, maar niet minder trots. Zijn portretten zijn indringend, dubbelzinnig, soms hard. De toeschouwer mag gissen naar Freudiaanse symboliek en de sekse van Kochs helden. Zijn zij vrouwen, mannen of travestieten?
Streven naar technische perfectie
Net als Willink streefde hij technische perfectie na. In Italië bestudeerde hij oude Renaissance-kunstenaars zoals Piero della Francesca. Daar kreeg hij in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog een gevaarlijke fascinatie voor het fascisme. Hij dreef pas laat in de oorlog af van deze voorkeur en de ‘foute reuk’ bleef nog lang om hem heen hangen. Niettemin heeft het zijn reputatie als groot kunstenaar niet geschaad. Met slechts 120 schilderijen behoort het oeuvre van Pyke Koch nog altijd tot de top van het neorealisme en de 20ste eeuwse figuratieve kunst. Tijdgenoot, vriend en dichter Adriaan Roland Holst: ”Willink schildert de wereld. Koch schildert het leven”.