GLOBAL/LOCAL
Tony Dočekal
‘In het veld’ legt Tony Dočekal (Amsterdam, 1992) mensen en gemeenschappen vast. In haar fotoserie The Color of Money and Trees zijn dat Amerikanen uit de staat Arizona, waarvan ze enkelen langdurig volgt. Tony fotografeert analoog en grijpt zo min mogelijk in: ze legt vast wat ze tegenkomt, veelal ongeënsceneerd, ongeïdealiseerd en onbewerkt.
Realisme gaat voor Tony niet alleen over het weergeven van de zichtbare werkelijkheid, ‘maar ook over het vastleggen van een emotionele, sociale of existentiële waarheid. Het kan een manier zijn om mensen dichter bij de essentie van hun eigen ervaringen te brengen. Tegelijkertijd is het voor mij een middel om zelf verbinding te maken met de wereld om me heen en nieuwe perspectieven te ontdekken en te delen. Realisme gaat voor mij over interactie: met de mensen die ik fotografeer, met mijn eigen gevoelens en met de kijker die het werk interpreteert.’
Hoewel haar werk begint bij het documenteren van bestaande mensen en situaties, speelt Tony bewust met context en betekenis. ‘Ik wil dat mijn beelden vragen oproepen, eerder dan alleen maar iets representeren. Realisme betekent voor mij niet dat alles aan het oppervlak zichtbaar is; het gaat erom dat er een kern van waarheid of herkenbaarheid in het beeld zit die verder gaat dan het zichtbare. Het realisme biedt de mogelijkheid om onderwerpen te behandelen die op het eerste gezicht alledaags lijken, maar die een diepere gelaagdheid bevatten. Een portret van een persoon kan bijvoorbeeld zowel diens unieke persoonlijkheid laten zien als symbool staan voor een grotere maatschappelijke vraag. Deze spanning tussen het persoonlijke en het universele fascineert me en kan krachtige verhalen voortbrengen.’
Tony studeerde Fine Art aan ArtEZ in Arnhem. Solo exposeerde ze haar werk in Art Galerie O-68 in Velp en Museum Arnhem en in groepsverband op de Biënnale Vevey in Zwitserland en Museum Hilversum. In 2021 won ze de Zilveren Camera in de categorie portret. Haar werk bevindt zich in de collecties van Museum Arnhem en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Rosa Everts
Rosa Everts (Groningen, 1986) werkt onder meer in tekenkunst, collage en fotografie, waarbij de grenzen tussen die media soms moeilijk zijn te trekken. Haar onderwerpen lijken alledaags, maar vaak ligt er een maatschappelijke beschouwing aan ten grondslag die zich pas bij langer kijken openbaart. In de serie Pandemic is de blik op de maatschappij vanaf het begin duidelijk. Tijdens de coronapandemie maakte Rosa bijna dagelijks een tekening van zevenenhalf bij vijfenhalf centimeter, meer dan tweehonderd in totaal. Wie de tekeningen chronologisch volgt, ziet maatschappelijke ontwikkelingen van destijds, uitgewerkt in een heldere beeldtaal.
‘In veel van de werken die ik maak, speelt maatschappelijke betrokkenheid een rol’, zegt Rosa zelf. Toch zou ze zichzelf geen realist noemen, vooral omdat ze beelden uit de realiteit samenvoegt en zo nieuwe beelden schept. ‘Vaak werk ik met lagen en transparanties, wat me in staat stelt verschillende momenten in de tijd in één beeld weer te geven. Tijd en tijdelijkheid spelen eigenlijk altijd een belangrijke rol in mijn werk.’
Figuratie was voor Rosa de enige logische richting binnen haar kunst: ‘Ik denk dat ik figuratie en de werkelijkheid nodig heb om tot betekenis te komen.’ De Pandemic-serie maakte ze naar eigen zeggen om verbinding te blijven voelen met de wereld in een tijd van isolatie. ‘Ik wil graag werk maken over de wereld waarin ik leef en hoe ik deze ervaar. Daarbij wil ik geen oordeel uitspreken, maar het is misschien wel een manier om meer grip te krijgen op de wereld om me heen en te onderzoeken hoe ik me ertoe moet verhouden. Zonder een figuratieve beeldtaal zou ik niet goed weten hoe ik dat zou kunnen bereiken.’
Rosa studeerde in 2009 af aan Academie Minerva in Groningen. In die stad woont en werkt ze nog altijd en ze toonde haar werk regelmatig in de Groningse galerie with tsjalling. Daarnaast exposeerde ze onder meer in het Centraal Museum in Utrecht en het CODA Museum in Apeldoorn, en bevindt haar werk zich in de collecties van het LAM museum in Lisse en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Himmelsbach
‘Kunst (voorbij) activisme (en polarisatie)’, zo beschrijft HIMMELSBACH (Domenique Himmelsbach de Vries, Amsterdam, 1983) zijn eigen werk op zijn website. Hij is een activistische kunstenaar, of een kunstzinnige activist, bij wie de grens tussen kunst en activisme soms moeilijk te trekken is. Zo bood hij zijn diensten eens kosteloos aan aan mensen die iets nodig hadden en plaatste hij een groot spandoek met de tekst ‘Ik ben begaan met jullie ellende’ aan de snelweg.
HIMMELSBACH ziet zichzelf in eerste instantie als conceptueel kunstenaar. ‘Mijn kunst begint altijd bij een concept of een strategie die de dagelijkse gang van zaken bevraagt. In die zin ben ik dus bezig met het onderzoeken van wat “echt” is. Door in aanloop naar deze tentoonstelling na te denken over de oorsprong van het realisme als sociale beweging, gericht op het tonen van het werkelijke leven van gewone mensen, heb ik een frisse kijk op mijn eigen werk gekregen. Die oorsprong maakt realisme voor mij per definitie sociaal, en dat is iets waar ik me in herken.’
De realiteit is voor HIMMELSBACH vooral het startpunt in zijn werk. ‘Mijn doel is om nieuwe perspectieven te bieden door middel van humor, kritiek of absurdisme. De keuze voor figuratie is deels bewust en deels praktisch. Figuratieve beelden zijn voor veel mensen direct herkenbaar en toegankelijk, en dat is belangrijk omdat ik graag een breed publiek wil bereiken en betrekken bij de thema’s die ik behandel. Figuratie maakt complexe concepten begrijpelijk en tastbaar.’
HIMMELSBACH studeerde aan de ArtEZ in Zwolle en aan de post-graduate No Academy - Laboratory for Art & Society in Amsterdam. Zijn werk bevindt zich in de collecties van Museum De Domijnen in Sittard en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Kunst van zijn hand is te zien geweest in vele Nederlandse musea, maar ook in Berlijn, Gent en New York.
Abul Hisham
Rituelen en religie, sluiers, barrières en dreigende wolkenluchten. De wereld die Abul Hisham (Kerala, India, 1987) in zijn schilderijen en ruimtelijke werken schetst, nodigt de kijker uit, maar houdt die tegelijkertijd op afstand. Abul gebruikt zowel universele tekens als cultuurspecifieke symbolen om de behoefte aan verbinding tussen mensen te verbeelden. In zijn werk speelt ook de derde dimensie een rol: zijn doeken bewerkt hij met een zand-achtige massa om ze textuur mee te geven en zijn panelen geeft hij reliëf door ze in te gutsen.
Realisme, romantiek, magisch realisme: het zijn allemaal richtingen die Abul in zijn werk terugziet. ‘Met mijn benadering verleg ik de grenzen van het letterlijke. Zo kan ik maatschappelijke kwesties aan de orde stellen terwijl ik ruimte laat voor verbeelding en interpretatie. Ik put veel inspiratie uit mijn omgeving, de samenleving en culturele thema’s om me heen. Vaak verdraai en vervorm ik de werkelijkheid om bepaalde spanningen of emoties sterker naar voren te brengen.’
Abul hecht waarde aan zowel de abstracte als de figuratieve elementen in zijn kunst. ‘Realisme biedt de kijker een vertrouwde bedding die het verhaal toegankelijk en herkenbaar maakt, waar abstractie juist een laag van ambiguïteit toevoegt. Dit spanningsveld maakt het mogelijk om op een subtiele manier complexe thema’s te verkennen, en de kijkers uit te dagen om na te denken over wat ze zien in plaats van het simpelweg als feit te accepteren.’ Hij heeft zich altijd tot de figuratie aangetrokken gevoeld: ‘In het begin waren mijn onderwerpen vooral mensen uit mijn geboortestad, vooral arbeiders en straatwerkers en -verkopers. Daarmee begon mijn reis. Met de tijd ontdekte ik steeds meer ambiguïteit in het schilderen van figuren, en werd het des te fascinerender om een element van verbeelding toe te voegen.’
Abul studeerde in India aan de kunstacademies in Kerala en Hyderabad en voltooide daarna het Rijksakademieprogramma in Amsterdam. Daar woont en werkt hij sinds 2021. In Nederland was zijn werk eerder te zien in Museum MORE, het Dordrechts Museum, Museum Rembrandthuis, Singer Laren en Galerie Ron Mandos. Daarnaast exposeerde hij in India, Zwitserland, Italië, de Verenigde Arabische Emiraten en de Verenigde Staten. In 2024 won hij de prestigieuze Schefferprijs.
Wolfgang Messing
Onze herinnering bestaat voor een groot deel uit beelden. Sommige daarvan staan ons op het netvlies gebrand, andere beelden zijn vluchtige flarden: nieuwsflitsen, billboards, reclame-afbeeldingen uit tijdschriften die we met halve aandacht doorbladeren in wachtkamers en vliegtuigen. Voor Wolfgang Messing (1976) zijn die beelden interessant. Ze zeggen iets over onze beeldcultuur, over wat voor belang we waaraan hechten, over hoe onze herinnering werkt en hoe betrouwbaar beeld eigenlijk is. Wolfgangs werk laat ons even stilstaan: ‘Waar ken ik dit nu van? Of denk ik alleen dat ik het herken?’ In elk geval herkennen we in elk werk onherroepelijk Wolfgangs hand.
Als hij een label aan zichzelf moet hangen, kiest Wolfgang niet voor de term ‘realist’. ‘Maar ongetwijfeld gebruik ik een semi-realistische beeldtaal in mijn schilderijen, naast de abstractie. Ik beschouw de scheiding tussen realisme en abstractie in mijn werk als een volkomen natuurlijk proces. Meestal meng ik de twee talen niet in één werk – met uitzondering van toon, kleur en compositiebeslissingen – maar geef ik er de voorkeur aan om ze op te splitsen in individuele schilderijen.’
De figuratieve beeldtaal roept uit zichzelf bepaalde associaties bij de kijker op. ‘De specifieke kenmerken van mijn werk houden vaak verband met documentaires, fotografie, films, video, nieuws, politiek, collectieve herinnering en (kunst)geschiedenis. Misschien geeft mijn werk aanleiding tot een schijn van beeldherkenning. Ieder individu leeft min of meer in zijn eigen, individuele realiteit en daarnaast deels in een gedeelde, collectieve realiteit. Figuratieve beeldtaal associeer ik met een gedeelde werkelijkheid. Het is een universele taal die werkt met systemen van afspraken tussen verschillende individuen, groepen en gemeenschappen.’
Wolfgang volgde van 2003 tot 2004 het programma van de Rijksakademie in Amsterdam. In die stad woont en werkt hij nog altijd. Hij wordt vertegenwoordigd door Galerie Stigter van Doesburg, die zijn werk twee keer solo tentoonstelde en op verschillende beurzen liet zien.
Marco Niemeijer
Marco Niemeijer (Amsterdam, 1970) laat zich als maker niet voor één gat vangen. Hij heeft zijn sporen verdiend als singer-songwriter, kok, documentairemaker, regisseur en scenarist. In deze tentoonstelling is hij vertegenwoordigd met videokunst. Daarin is hij geïnteresseerd in tijd. In de wereld van vandaag, waarin men het liefst zo snel mogelijk zo veel mogelijk inhoud tot zich neemt en alle informatie bite-size moet zijn, brengt Marco videokunst die de kijker dwingt tot vertraging of stilstand en daarmee tot een andere perceptie van tijd en ruimte. Zijn onderwerpkeuze speelt daarbij een grote rol. Met veel zorg en geduld onderzoekt hij in zijn werk het ‘kleine’ onderwerp: de voorbijganger in de straat, de zorg voor een tuin, de veranderende lichtval gedurende de dag.
Al vroeg wist Marco waar hij zijn kunst op wilde laten aansluiten: ‘Op de kunstacademie had ik vaak het idee op zoek te zijn naar iets anders dan de mensen om mij heen. Zonder dit destijds te kunnen verwoorden, merkte ik dat ik in mijn beeldtaal zo dicht mogelijk wilde blijven bij “de werkelijkheid”. Inmiddels weet ik: in essentie zoek ik bij ieder werk naar de kleinst mogelijke ingrepen op wat ik zie. Hoe minder, hoe beter het werk vaak wordt. Het liefst wil ik dat je mijn interventies ook niet meer kunt aanwijzen en de kracht van het werk als het ware tussen de regels is gaan zitten.’
De werkelijkheid, erkent Marco, nemen we allemaal subjectief waar. ‘En het reële behelst in mijn definitie net zo goed het tastbare als het niet-tastbare. De uitdaging zit hem in het isoleren van iets uit al die dingen die je in één blik waarneemt, en daar een andere betekenis aan te kunnen geven, of er een andere verbinding mee te kunnen maken. In het werk HOME kijk ik vanuit een raam naar buiten, een jaar lang, één enkel raam en dat raam is je kader. Meer is er niet. Voor mij heeft het alles al in zich.’
Marco studeerde in 1998 af aan de Rietveld Academie in de richtingen Fine Arts en Audiovisueel. Als singer-songwriter bracht hij drie muziekalbums uit en in 2008 startte hij samen met zijn broer een eigen bakkerij in Amsterdam, waarvoor hij zelf de meubels en inrichting ontwierp. In 2015 startte hij als videokunstenaar en documentairemaker en schreef en regisseerde hij de documentaire Little Angels, waarmee hij de Prix Europa voor beste Europese tv-documentaire won.
Ronald Ophuis
Mag elk onderwerp in de kunst afgebeeld worden? Ook als de afbeelding zo pijnlijk is dat we het onderwerp liever vergeten? Volgens Ronald Ophuis (Hengelo, 1968) wel, en juist zodat we het onderwerp niet vergeten. Op meer dan levensgroot formaat legt Ronald vaak gruwelen en zwarte bladzijdes uit de recente geschiedenis vast: de genocides in Srebrenica en Rwanda, martelingen in gevangenissen, een kindsoldaat in Sierra Leone. Ronald is er niet op uit om te shockeren, maar wel om te agenderen en te activeren. En om de wereld op een eerlijke manier te tonen.
Zijn werk maakt hij met de grootste aandacht. Niet alleen in techniek en verfbehandeling, maar ook door zich vergaand in te lezen en in te leven in zijn onderwerp. Hij baseert zijn schilderijen op gesprekken met getuigen en op historisch en journalistiek materiaal. Uiteindelijk gaat het hem om de vraag: wat willen we ons herinneren en welke beelden mogen deel uitmaken van ons collectieve bewustzijn?
Aan het begin van zijn schildercarrière werkte Ronald non-figuratief. ‘Maar ik raakte meer en meer onder de indruk van schilders die als correspondenten werkten. En ineens verschenen daar geschilderde figuren op het doek.’ Of hij een realist is? ‘Zo gauw je begint verder te denken, is er geen sprake meer van realisme, omdat ook het ogenschijnlijk realistische beeld voor zo veel mensen iets verschillends betekent en oproept.’ Misschien is verhalenverteller een beter woord: ‘Mijn geest dwingt mij om verhalen te vertellen met geschilderde scènes. Abstractie en realisme hebben geen betekenis voor mij. Voor mij is abstractie vormgeving, maar dat doet iedereen. In persoonlijk contact, in de wetenschap, in de politiek, enzovoorts. Figuratie laat gevoelens en gedachten toe die in mij opkomen en die ik wil verwerken in een schilderij. Abstractie maakt het mogelijk om te kiezen voor een perspectief, een compositie, een verfbehandeling, een moment uit het narratief.’
Ronald studeerde aan de AKI in Enschede en aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Zijn werk is te zien geweest in vele solo- en groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland, waaronder in Stedelijk Museum Amsterdam en Kunstmuseum Den Haag. Beide musea hebben ook werk van hem in bezit en daarnaast bevindt zijn werk zich onder meer in collecties van De Nederlandsche Bank en Centraal Museum, Utrecht. Amsterdam is Ronalds woon- en werkplaats.
Joyce Overheul
Joyce Overheul (Den Bosch, 1989) werkt vooral met textiel en kiest regelmatig voor maatschappijkritische onderwerpen als mensenrechten, emancipatie en feminisme. De spanning die ontstaat in de combinatie tussen het zachte materiaal en de harde inhoud is voor haar interessant.
Met hokjes als die van het realisme heeft Joyce niet zo veel. ‘Er zijn al zo veel hokjes: feminist, kunstenaar, vrouw... Maar als ik erover nadenk, denk ik dat je mij zeker ook als realist kan zien. De positie van de “gewone mens” vind ik erg belangrijk binnen mijn werk. Het is vaak figuratief en dat wat afgebeeld is, is herkenbaar. Ik vind het belangrijk om de rauwe werkelijkheid van ons bestaan te laten zien.’ Dat Joyce daarbij ook uit een ‘eenvoudige’ omgeving komt, ziet ze als een pre: ‘Geen fancy kunstlessen op school of museumbezoeken in de weekenden, geen kunstcursussen als kind of dure schilderles. Ik weet heel goed hoe de gewone man van buiten de Randstad denkt over de gemiddelde kunst. Ik denk dat die nuchtere kijk mij ook helpt bij het maken van mijn werk.’
Het gaat Joyce in haar werk om de connectie, om de ontmoeting met de kijker. De taal daarvoor moet niet highbrow zijn: ‘Ik hou ervan als dingen gewoon lekker duidelijk zijn, en het figuratieve stelt me in staat om scherpere contrasten te maken binnen kunstwerken dan wanneer ik iets zou abstraheren. Figuratief werken verschaft voor mij helderheid. Ik probeer altijd te kijken naar een vorm die de boodschap goed overdraagt, die begrepen wordt door een brede laag van de bevolking. Op deze manier kan je een kunstwerk ook goed inzetten om een gesprek of discussie op gang te brengen.’
Toch is in Joyce’ werk onvermijdelijk ook de abstractie aanwezig: ‘Kijk bijvoorbeeld naar mijn werk Ter Apel. Van veraf lijkt het een foto, van dichtbij zie je alleen maar knopen en zijn alleen de gezichten en handen, geweven van kleine glaskralen herkenbaar. Met textiel moet je soms abstraheren, omdat anders niet alles uit te voeren is.’
Joyce studeerde Fine Art aan de HKU in Utrecht, gevolgd door een master Artistic Research. Haar werk is in binnen- en buitenland tentoongesteld. In 2022 had ze in Museum de Fundatie in Zwolle haar eerste museale solotentoonstelling.
Gabrielle Pouillon
Gabrielle Pouillon (Parijs, 2001) behandelt in haar werk tegenstellingen: tussen documentaire en kunst, tussen echt en kunstmatig en tussen vooruitgang en vasthouden aan het bekende. Haar film Une vie plus belle toont de levens van vier vrouwen in een landelijke krimpregio. Waar het moderne leven doordendert, houden de hoofdpersonen vast aan de manier waarop zij altijd al leefden. Een intiem portret dat grote maatschappelijke en filosofische vragen oproept over modernisering, culturele verschillen en het voorbijgaan van de tijd.
Gabrielle legt de realiteit vast met minimale ingrepen: ‘Het is altijd belangrijk voor me geweest om de hedendaagse realiteit objectief en zonder opsmuk weer te geven. Ik zoek mijn onderwerpen of inspiratiebronnen niet ver weg, ze komen meestal rechtstreeks uit mijn dagelijks leven. Wat mij fascineert, zijn mensen en plekken die echt bestaan. Ik film ze realistisch; ze zijn veel te interessant om op een andere manier te laten zien.’
De realistische aanpak voor Une vie plus belle was voor haar een natuurlijke keuze: ‘Het was voor mij duidelijk dat dit project een realistische benadering nodig had. Ik heb stop-motion gebruikt, maar zelfs dat deed ik vanuit een sterk realistisch uitgangspunt. Als ik ervoor had gekozen om dit dorp en de marginale levens in een andere stijl te tonen, zou ik zeker het gevoel hebben gehad dat ik de verkeerde weg insloeg.’ Waar het realisme haar toe in staat stelt? ‘Ik denk dat het me helpt om het publiek bewuster te maken. In een realistische stijl worden dingen precies weergegeven zoals ze zijn. Wat is indringender dan de realiteit om je heen onder ogen zien?’
Gabrielle studeerde tussen 2020 en 2024 aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, waar ze het programma Moving Image volgde. Haar documentaire filmstijl wisselt ze af met werk in stop-motion. Ze is een van de jongste kunstenaars in Reality Check, wat haar eerste museale groepstentoonstelling is.
Daniele Schwabe
Hoe werkt herinnering? Hoe werkt het op individueel en op collectief niveau? En hoe betrouwbaar is herinnering? Deze vragen staan centraal in het werk van Daniela Schwabe (Winterswijk, 1984). Zij gebruikt beeld om herinnering te onderzoeken. En net zoals herinnering onbetrouwbaar is, kan beeld dat ook zijn. Zeker tegenwoordig, in een tijd waarin we overspoeld worden door beelden waarvan de authenticiteit steeds minder vanzelfsprekend is.
In haar serie DEEP FAMILY onderzoekt Daniela met behulp van beelden uit haar persoonlijke familiegeschiedenis de werking van het geheugen. Ze ‘voert’ foto’s van haar familie aan kunstmatige intelligentie, die nieuw beeld aan haar familiegeschiedenis toevoegt. Die door AI gegenereerde foto’s verwerkt ze in haar schilderijen, die ze weer teruglevert aan AI. Zo wordt de kunstmatige intelligentie letterlijk een partner in haar werk. Het resultaat: een serie portretten die vragen stelt over echtheid, alternatieve realiteit, herinnering, verleden en toekomst.
Hoewel Daniela zich bezighoudt met hoe de realiteit wordt ervaren, is het niet haar doel om die zo natuurgetrouw mogelijk weer te geven: ‘In plaats daarvan werk ik met elementen uit onze realiteit en transformeer deze naar een nieuwe, vervormde werkelijkheid. Terwijl veel van mijn werk verwijst naar de realiteit zoals wij die kennen, gaat het uiteindelijk over de subjectieve aard van herinneringen en de manier waarop deze onze perceptie van de wereld beïnvloeden.’ Daniela vindt de meest interessante schilderijen juist die waarin iets gebeurt dat je niet meteen kunt herkennen. ‘Door AI te gebruiken, transformeer ik fotografische beelden naar een nieuwe, vervormde representatie, die een abstractie van de oorspronkelijke werkelijkheid is. Dit spanningsveld tussen realisme en abstractie vind ik fascinerend en zoek ik bewust op in mijn werk.’
Daniela woont en werkt in Amsterdam en studeerde aan de ArtEZ in Arnhem. Ze deed residenties in onder meer Detroit, Leipzig en Berlijn. Haar werk bevindt zich in de collecties van De Nederlandsche Bank, DELA en het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
SELF/OTHER
Maudy Alferink
Maudy Alferink (Heeten, 1988) is een fotorealist: wie haar werk van veraf ziet, zou bijna zeker concluderen dat het gefotografeerd is. Pas van dichtbij zijn de verfstreken te zien. Om zo’n bedrieglijke echtheid te bereiken moet iemand wel professioneel zijn opgeleid, zou je zeggen. Maar Maudy leerde zichzelf het schilderen aan.
Voordat Maudy haar schildersloopbaan begon, had ze een succesvolle carrière als modestylist. Die moest ze in 2014 na een auto-ongeluk stopzetten. Met modetijdschriften als voorbeeld en inspiratie leerde ze zichzelf tijdens haar revalidatieperiode schilderen. Geheel op eigen houtje zocht ze vervolgens de juiste connecties binnen de Amerikaanse kunstmarkt. Inmiddels is haar werk te zien geweest op de kunstbeurs Art Basel in Miami en is het opgenomen in grote privéverzamelingen in binnen- en buitenland. Ook was haar werk vier jaar achtereen te zien op de Amsterdamse kunstbeurs PAN.
Net zo klip en klaar als haar beeldtaal is Maudy’s onderwerpkeuze: ze kiest overtuigd voor eigenzinnige modellen en toont ze in al hun kracht. Daarbij is ze geïnteresseerd in vrouwelijkheid, eigenheid en authenticiteit. Ook haar achtergrond in de mode is in haar werk te zien: de kleding die haar modellen dragen is vaak door haarzelf geselecteerd of zelfs ontworpen en de fotoshoots die voorafgaan aan haar schilderijen voert ze zelf uit.
Over haar schildertechniek zegt Maudy: ‘Van sieraden en metalen studs, tot haar, make-up en outfits: ik probeer altijd mijn uiterste geduld in mijn werk te leggen om alles zo realistisch mogelijk uit te werken.’ Of ze in haar onderwerpkeuze ook een realist is? ‘Ik schilder echte mensen die ik echt ontmoet in mijn leven maar die voor anderen misschien een bijna onwerkelijk leven leiden. Hun realiteit valideren is juist wat mij interesseert.’ Maudy is op zoek naar het verhaal achter haar modellen, die vaak bewust afwijken van het ‘gemiddelde’: ‘Mijn modellen hebben vaak een geheel eigen verhaal wat ook deels in hun gekozen uiterlijk zichtbaar is. Dit figuratief vastleggen geeft mij de kans om weer te geven wat mag bestaan en naar mijn idee een platform verdient. Ik oordeel daarbij niet, maar stel mezelf en mijn werk slechts open voor de mogelijke waarheden.’ Een objectieve weergave dus. Echter kan niet, toch?
Sam Andrea
Met de gebaande paden heeft Sam Andrea (Amsterdam, 1991) niet veel op. Als enige schilder in zijn afstudeerjaar op de academie bleef hij ondanks de tegendruk schilderen. Ook in zijn onderwerpen zoekt hij zijn eigen weg. Hij behandelt oergevoelens en dierlijke driften, lichamelijkheid en menselijke strijd en is daarbij op zoek naar een universele menselijke kern. Seks, geweld en mythologische motieven komen in zijn werk veel voor.
Het realisme in de schilderkunst is vooral een paradox, vindt Sam. ‘Een schilderij, pigment op doek, is bij voorbaat geen realiteit of realisme, maar hoeft ook geen illusie te zijn. Het vertegenwoordigt niet alleen wat er afgebeeld is, maar ook het medium zelf. Het is een beeld, maar ook materie. De poëzie is voor mij te vinden in de eerlijkheid van het bekennen van het medium en tegelijk het vinden van de droom die een figuratieve illusie teweegbrengt. Ik ben op zoek naar “de leugen die de waarheid blootlegt”, zoals Pablo Picasso dat eens mooi verwoordde.’
Sam is sterk geïnspireerd door wat hij meemaakt en daarmee kan zijn werk als autobiografisch worden gezien. ‘Toch is mijn werk geen illustratie van mijn leven, maar een extensie van mijn realiteit. Ik wil het niet reduceren tot het uitdrukken van verhalen.’ Sam probeert vooral de absurditeit van de realiteit aan het licht te brengen, en zoekt naar tegenstellingen. ‘Er is geen schoonheid zonder lelijkheid, en iemand die alleen maar geluk ondervindt zou dat niet als geluk herkennen. Voor pijn of een esthetische ervaring geldt hetzelfde. Ik maak beelden die iets gruwelijks uitdrukken en tegelijk iets harmonieus, iets grotesks én iets prachtigs. Op die manier probeer ik de dualiteit van het leven uit te drukken. Daarin vind ik de poëzie van de realiteit terug.’
Sam studeerde Fine Arts aan de KABK in Den Haag. Zijn werk was onderdeel van tentoonstellingen in Mexico-Stad, Austin (Texas), Kopenhagen en Gent. In Nederland was zijn werk in vele kunstzalen en galeries te zien, waaronder meerdere keren bij Galerie Fleur en Wouter en Galerie Vriend van Bavink. Die laatste galerie vertegenwoordigt Sam.
Raafat Ballan
Raafat Ballan (As-Suwayda, Syrië, 1990) toont ons de mens, niets meer en niets minder. De achtergronden van zijn schilderijen bestaan uit monochrome vlakken; de focus ligt geheel op zijn mensfiguren. Ontdaan van alle culturele achtergrond tonen die een leven zonder wortels, een leven ergens ‘tussenin’ en een diepe kwetsbaarheid. Als toeschouwer van de grote Syrische vlucht zag Raafat hoe mensen hun identiteit moesten aanpassen aan nieuwe politieke en sociale omgevingen. ‘Het opnieuw in kaart brengen van je leven leidt vaak tot herdefiniëring, het vinden van een nieuwe plek en het vasthouden aan een gedeeld verleden dat verloren is, maar altijd in de individuele herinnering blijft bestaan.’
Het is de mogelijkheid om dicht bij de mensen te komen die Raafat tot de figuratie aantrok. ‘Voor een mens is een ander menselijk gezicht vertrouwd en herkenbaar. Ik voel me aangetrokken tot menselijke vormen en de gevoelens die ze kunnen uitdrukken. Het werken in deze stijl stelt me in staat om diepgaande thema’s over de menselijke ervaring te onderzoeken. Ik wil een verbinding creëren tussen de kijker en het onderwerp en hen uitnodigen zich bezig te houden met de betekenissen en emoties achter het kunstwerk.’
Hoewel de figuratie dus een heel bewust gekozen middel is in Raafats kunst, noemt hij zichzelf niet meteen een realist. ‘Ik heb meestal veel indrukken en composities in mijn hoofd; ze stapelen zich op tot het moment dat ik begin met schilderen of tekenen. Ik benader het doek zonder vooropgezet plan. De verf en de kwast wijzen de weg, de figuren lijken zich zelfstandig en organisch te ordenen.’ Raafat is uit op een afbeelding die realistisch genoeg is om te herkennen, maar tegelijkertijd abstracte elementen bevat die afstand creëren. ‘In schilderijen is abstractie technisch gezien een onderdeel van het realisme, en omgekeerd. Abstracte elementen in een schilderij voegen expressiviteit toe en roepen mogelijk emoties op bij de kijker, terwijl realistische elementen directer zijn. Ik denk dat een schilderij beide elementen moet bevatten.’
Raafat studeerde Fine Arts aan de Universiteit van Damascus. Zijn werk was te zien in groepstentoonstellingen in Stedelijk Museum Amsterdam, Het Noordbrabants Museum en Museum Arnhem en is geregeld getoond door Galerie SANAA in Utrecht. Collecties waarin Raafats werk zich bevindt zijn onder meer die van het Centraal Museum en Stedelijk Museum Schiedam.
Bo Bosk
Voordat Bo Bosk (Amsterdam, 1992) in 2023 zijn residentie aan de Rijksakademie begon, had hij nog geen kunstopleiding gevolgd. En dat is een prestatie: doorgaans voltooi je voor de Rijksakademie eerst een programma aan de kunstacademie. Bosks werk overtuigt doordat het zo ontzettend dicht bij hemzelf blijft: zijn schilderijen lezen als een dagboek. Hij legt er herinneringen in vast en zijn kunst stelt hem in staat terug te kijken op een bepaalde periode in zijn leven. Met een sterk gevoel voor symboliek verbeeldt hij levensfasen in zijn werk. Zijn schilderijen zijn vaak persoonlijke coming-of-ageverhalen die verschijnselen als verwachtingspatronen en dwingende macho-culturen beschrijven.
Bosks werk bevat vaak een vertellend element, dat voortkomt uit zijn liefde voor cinema. Meer dan eens zijn zijn beelden losjes gebaseerd op stills uit films die hij heeft gezien. In die filmstills verwerkt hij zijn eigen portret of dat van mensen die hij kent. Door een stilgezet moment af te beelden, zet Bosk zijn kijker aan het werk: die mag zelf invullen wat er aan het moment voorafging en hoe het zich zal voortzetten. Het verhaal is nooit compleet.
Zijn herkenbare beeldtaal is voor Bosk belangrijk omdat het hem helpt zijn herinneringen op te slaan: ‘Door realistisch te schilderen ben ik in staat om mijn dagelijks leven af te beelden. Eigenlijk net als met een fotocamera.’ Tegelijkertijd hoeft het schilderij daarmee niet tot in de puntjes realistisch te zijn. ‘Helemaal realistisch schilderen is naar mijn mening onnodig aangezien we in een tijd leven waarin iedereen een camera op zak heeft. Ik denk dat de uitdaging hem zit in het mooier dan de realiteit proberen te schilderen. Een mooier en vooral spannender beeld creëren dan dat wij in het echt zien.’ Bij het realistisch schilderen is voor hem ook het vakmanschap belangrijk: ‘Het gaat me om de uiterste controle over mijn kwast en verf.’
Bosk studeert aan de Rijksakademie en exposeerde zijn werk in verschillende galeries in Nederland, Londen en Los Angeles. Marian Cramer Projects toonde zijn werk op beurzen op Ibiza en in Parijs.
Esiri Erheriene-Essi
Een correctie op de kunstgeschiedenis, daar is Esiri Erheriene-Essi (Londen, 1982) in geïnteresseerd. Met zware toetsen in bonte kleuren brengt zij een eerbetoon aan de cultuur van de Afrikaanse diaspora, die in de westerse beeldende kunst te lang afwezig is geweest. Ze werkt op basis van oude foto’s, die ze los interpreteert en soms ook letterlijk plaats geeft in haar schilderijen.
Esiri weet niet zeker of ze zichzelf een realist zou noemen. ‘Ik schilder figuren die de kijker kan herkennen, maar ik grijp ook in, speel, bewerk en interpreteer de oorspronkelijke afbeelding. Realisme in de schilderkunst is de poging om iets ‘waarheidsgetrouw’ weer te geven zonder kunstmatigheid, terwijl ik juist geïnteresseerd ben in figuratie, speculatie en tijdreizen. Mijn schilderijen zijn gebaseerd op het dagelijks leven, en hoewel ik met foto’s werk zijn mijn schilderijen niet strak, geordend of hyperrealistisch.’
Er is in Esiri’s werk veel ruimte voor abstracte beeldmiddelen. ‘Als ik bijvoorbeeld huid schilder, schilder ik wat ik zie, maar mijn intuïtie stelt me ook in staat om aan te passen, te vervormen en te modelleren. Als ik zwarte mensen realistisch zou schilderen, zou ik afhankelijk zijn van verschillende bruintinten, maar door middel van abstractie kan ik andere kleuren toevoegen die ik in bruin zie, terwijl het beeld toch herkenbaar blijft.
Wat de figuratie voor haar betekent? ‘Het geeft me de vrijheid om persoonlijkheden in de geschilderde figuren tot leven te brengen en tegelijkertijd subtiel grotere historische lijnen te suggereren. Het helpt me om bruggen te slaan tussen de bronfoto’s die ik verzamel, het tijdperk waarin ze genomen zijn en hoe ik ze vandaag de dag zie. In mijn schilderijen verken ik de rijkdom die ik vind in de stille geschiedenissen van mensen uit de Afrikaanse diaspora. Ik geef terug wat hen onthouden is.’
Esiri studeerde aan Camberwell College of Art en aan de University of East London. Tussen 2007 en 2009 resideerde ze aan De Ateliers in Amsterdam, waar ze sindsdien woont. Solotentoonstellingen had ze bij Museum Arnhem, Galerie Ron Mandos en Anthony Gallery, Los Angeles en ze was onderdeel van vele groepstentoonstellingen in binnen- en buitenland. In Nederland is haar werk onder meer te vinden in de collecties van Stedelijk Museum Amsterdam, het Centraal Museum in Utrecht en Museum Arnhem.
Bobbi Essers
Vriendschap, intimiteit en gedeelde ervaring, weergegeven in fragmenten, snapshots en glimpen. Bobbi Essers (Enschede, 2000) oogst het nodige succes met haar uitgesproken beeldtaal. In haar schilderijen legt ze haar vriendengroep vast en zoekt ze naar een uitbeelding van een persoonlijke ervaring die tegelijkertijd ook universeel is. Onbewerkte foto’s, genomen op onbewaakte momenten van mensen die ze kent, vormen de basis voor haar werk en worden fragmentarisch met elkaar gecombineerd. Bobbi zoekt naar eerlijkheid, de ‘ware essentie’ van haar onderwerpen en naar persoonlijke perspectieven op de werkelijkheid. Ze strijdt tegen vluchtigheid en het voorbijgaan van de tijd door haar herinneringen en ervaringen in een duurzame vorm vast te leggen.
Bobbi’s werk is gebaseerd op de realiteit, maar tegelijkertijd zoekt ze naar iets extra’s. ‘Ik speel in mijn composities ook met vorm, dynamiek, kleur en intimiteit.’ De wisselwerking tussen figuratie en abstractie speelt in haar werk een grote rol. ‘De grenzen van perceptie opzoeken vind ik heel spannend. Waar bijvoorbeeld een uitvergrote arm ineens iets van een been weg heeft, waar de kijker goed moet kijken om uit te vogelen wat die ziet.’ Bobbi’s werk put uit het leven: ‘Ik geef mensen weer en toon momenten die echt zijn gebeurd. Hierin vind ik de figuratieve beeldtaal belangrijk omdat het dat wat ik schilder herkenbaar maakt en dat is belangrijk voor het nostalgische gevoel dat ik in mijn schilderijen wil bereiken. Het leven door mijn ogen, in mijn vriendengroep. Dat zou ik in een puur abstracte stijl denk ik niet kunnen benadrukken zoals ik het wil.’
Bobbi studeerde in 2022 af aan de HKU en volgde vervolgens een master aan het Frank Mohr Instituut in Groningen. Haar carrière nam de afgelopen twee jaar een flinke vlucht: in 2022 werd haar werk voor het eerst museaal getoond in Museum MORE en won ze de Buning Brongers Prijs en de publieksprijs van Best of Graduates bij Galerie Ron Mandos. In 2023 ontving ze de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst en in 2024 was haar werk onder meer te zien in het Centraal Museum in Utrecht en galerie Unit in Londen.
Merel Jansen
Merel Jansen (Doesburg, 1990) heeft er de nodige scholing op zitten. Ze volgde twee jaar de Product Design-opleiding aan de ArtEZ in Arnhem om vervolgens over te stappen naar Fine Art aan de AKI ArtEZ Academie in Enschede. Vervolgens studeerde ze textielontwerp in Gent. In haar schilderijen is haar ervaring met textiel terug te zien: draperieën, stoffen en patronen zijn zo realistisch weergegeven dat de zachtheid bijna voelbaar is. Voorheen gebruikte ze ook textiel als materiaal in haar werk. ‘Lijnen hoef je niet per se met olieverf of potloden op te zetten, dat kan ook met naald en draad.’ Het ambacht is voor Merel belangrijk. Dat is ook te zien in haar omgang met verf. Als voormalig technisch adviseur bij verfproducent Royal Talens kent ze de eigenschappen van de verschillende verfsoorten door en door. En dat zie je, zowel in haar verfbehandeling als in haar kleurencombinaties.
Op de vraag of ze zichzelf als realist ziet, antwoordt Merel duidelijk bevestigend. Toch plaatst ze er meteen ook kanttekeningen bij. ‘Realisme gaat over de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weergeven. Naar mijn idee wordt er dan een duidelijk element vergeten: een schilderij gaat over de werkelijkheid gezien vanuit de ogen van de kunstenaar. Realisme zou ook staan voor het weergeven zonder opsmuk, romantisering of idealisatie. Maar volgens mij doet een kunstenaar dat laatste juist per definitie.’ Het is voor Merel ook het element van idealisering dat kunst waardevol maakt. ‘Ik wil laten zien dat wat je dacht niet alles is, dat wat je zag niet alles is.’
Merel wil graag verder gaan dan de werkelijkheid, iets tonen wat onzichtbaar blijft. Want hoe zien concepten als liefde, rust, vrijheid of schoonheid er eigenlijk uit? Deze elementen zijn weer te geven in de kunst, bijvoorbeeld door kleur en vorm, vindt ze. En daarmee heeft het realisme ook de abstractie nodig. ‘Echt realisme kan niet bestaan zonder abstractie. Ik probeer met abstracte ingrediënten iets realistisch neer te zetten. Het is een ontastbaar iets, een sfeer, een energie die ik probeer weer te geven.’
Merel exposeerde in groepstentoonstellingen in Museum Arnhem, Museum Prinsenhof Delft en het Rijksmuseum in Amsterdam. Haar werk bevindt zich in de collecties van AkzoNobel Art Foundation en Royal Talens.
Anya Janssen
‘Schilderen is voor mij de ultieme poging om dichter bij mensen te komen’, zegt Anya Janssen (Nijmegen, 1962) zelf over haar werk. En dichtbij komen doet ze. Vaak schildert ze mensen zoals ze niet vaak in het openbaar te zien zijn: kwetsbaar, (half)naakt of in omhelzingen verstrengeld. Vaak ook zijn in haar werk mensen uit subculturen te zien: ravers, punkers, gabbers. De werelden van haar modellen zijn inspiratiebronnen voor Anya, maar ze laat zich net zo goed inspireren door de Vlaamse primitieven.
Hoewel Anya’s werk in kleurgebruik nogal eens afwijkt van de realiteit, zijn haar mensfiguren in elk ander opzicht levensecht geschilderd. Toch noemt ze zichzelf niet meteen een realist: ‘Ik ben geen realist zoals in de Van Dale beschreven wordt: iemand die de werkelijkheid wil weergeven volgens objectieve waarneming. Ik ben nooit geïnteresseerd geweest in het afbeelden van de werkelijkheid op zichzelf, maar eerder in hoe die wordt waargenomen. In mijn werk zoek ik naar de grenzen tussen illusie en werkelijkheid om te raken aan de onkenbare wereld die schuilgaat achter het zintuiglijk waarneembare.’
De figuratieve beeldtaal gebruikt Anya heel bewust: ‘Die werkt voor mij het beste om in dialoog te komen met de personen of onderwerpen die ik schilder. Tijdens het schilderen stel ik de vraag waar de mensheid en menselijkheid begint en waar ze ophoudt. Wat is onze plaats op deze planeet? Hoe leven we ons leven? Wat mij interesseert, is het spel van impliciete toespelingen. Wat niet op het doek staat, is voor mij wezenlijker dan wat er wel staat. Ik gebruik schoonheid en een zekere mate van realisme om mensen naar mijn werk te lokken. Ik verleid de toeschouwers, zodat ze willen kijken. En daarna wil ik dat ze ook iets zien en voelen. Eerst verleiden, dan confronteren.’
Uiteindelijk gaat het Anya in haar werk ook zeker om de verwijzing naar ‘het echte leven’, naar de realiteit: ‘Levend en levenloos, goed en kwaad, bloei en verval gaan hand in hand in mijn werk, zoals in het echte leven. Francis Bacon zei het zo prachtig: “You can never be cruel in abstract paintings”.’
Anya studeerde aan de ArtEZ in Arnhem, waar ze sinds 2004 Fine Art en Fashion Design doceert. Ze heeft vele solotentoonstellingen op haar naam staan, waaronder in 2022 bij Museum MORE. Haar werk bevindt zich onder andere in de collecties van ABN Amro, Museum Arnhem, Teylers Museum en Museum MORE.
Tengbeh Kamara
‘Een gezicht geven aan degenen die voorheen systematisch genegeerd werden’. Die passage valt te lezen in het artist statement van de Nederlands-Liberiaanse fotograaf Tengbeh Kamara (Almelo, 1996). Tengbeh bevraagt de (kunst)geschiedenis actief en kritisch op haar volledigheid. Vanuit een menselijke nieuwsgierigheid naar leefwerelden van ‘de ander’ legt hen mensen vast zoals ze zijn, zonder maskers, zonder sluiers. In deze tentoonstelling tonen we Tengbehs serie The Trans Yearbook, waarin trans mensen de gelegenheid krijgen hun schoolfoto’s – gemaakt vóór hun medische of sociale transitie – over te doen.
Hoewel hen de term ‘realist’ niet zo snel zou gebruiken om diens eigen werk te omschrijven, denkt Tengbeh wel dat het label erop van toepassing is. ‘Ik zoek in mijn werk naar echte, rauwe momenten – niet alleen als ik documentair fotografeer, maar ook in de studio. Daarnaast zoek ik in mijn onderwerpen – vaak in de trans en queer gemeenschap – vaak naar een nieuwe realiteit die nog niet voor veel mensen bekend is.’ Tengbeh denkt daarnaast graag na over de mate van ‘echtheid’ in de fotografie: ‘De camera legt altijd vast wat er in de wereld bestaat. Wel komen er steeds meer digitale middelen om het beeld te manipuleren. Toch merk ik dat hoe meer photoshop- en AI-tools er worden ontwikkeld, hoe meer ik me aangetrokken voel tot het maken van echte beelden. Mijn beeld draait vaak om connectie binnen een groep of tussen verschillende groepen. De menselijkheid en herkenbaarheid die terugkomt in bijvoorbeeld mijn portretwerk maakt het makkelijker om die verbinding te maken.’
Tengbeh toonde werk in het Amsterdam Museum, Het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam en de Melkweg. De Volkskrant presenteerde hen in hun lijst van aanstormend talent van 2023, en in hetzelfde jaar werd hen genomineerd voor de SO awards.
Sidi El Karchi
Dat het zelfportret een sterk middel is voor zelfonderzoek, weet Sidi El Karchi (Sittard, 1975) als geen ander. Hij beeldt zichzelf dan ook geregeld af, maar gebruikt ook modellen om gevoelens te onderzoeken. Vaak begint hij zijn werk met de neiging een bepaalde gemoedstoestand uit te beelden. Daarbij zoekt hij een passend model en maakt hij foto’s, waaruit hij vervolgens een selectie maakt. Vanuit die foto’s werkt hij: voorheen in olieverf of acryl, tegenwoordig digitaal. Hij voert ze in op een iPad en bouwt van daaruit een voorstelling op. Die voorstelling drukt hij vervolgens op doek af.
Sidi omschrijft zichzelf het liefst als een figuratief schilder die ook gebruikmaakt van abstracte beeldelementen. ‘Mijn werk is zowel figuratief als abstract. Het is juist het evenwicht tussen beide waar ik naar streef: een balans waarin de verschillende elementen elkaar beïnvloeden. De ene keer zullen ze elkaar ondersteunen, de andere keer zijn ze tegengesteld.’ Sidi’s werkwijze zorgt voor het sterk grafische en tweedimensionale karakter van zijn voorstellingen, waarin lijnen en kleurvlakken duidelijk aanwezig zijn. ‘Ik kies bewust voor realistische beeldelementen in mijn werk. Door figuratie komt de realiteit op een meer directe manier naar voren, omdat deze herkenbaar is. Dit effect wordt door abstractie juist gedempt. Voor mij is het uiteindelijk niet van doorslaggevend belang of ik abstract of figuratief werk. Om een hedendaags beeld te creëren, zet ik alles in om zo dicht mogelijk bij het gewenste resultaat te komen.’
Sidi studeerde aan de Modeschool in Sittard en aan de Academie Beeldende Kunsten Maastricht. In 2001 studeerde hij af in die stad, waar hij nog altijd woont en werkt. Zijn werk was te zien in groepstentoonstellingen in Museum MORE, het Bonnefanten en Singer Laren. Daarnaast exposeerde hij in internationale galeries, waaronder de White Box Gallery in New York. Museum MORE bezit twee schilderijen van zijn hand, en zijn werk is verder aanwezig in de collecties van het Bonnefanten en museum van Bommel van Dam in Venlo.
Maeve van Klaveren
Het werk van Maeve van Klaveren (Amsterdam, 1977) is persoonlijk. Ze verwerkt wat ze ervaart vrij direct in haar tekenkunst. Binnen die individualiteit zoekt ze naar het universele. ‘Ik probeer als het ware tijdloze, alzijdige en gemeenschappelijke emotie weer te geven.’ De mensfiguren, dieren en planten in haar werk kunnen daarbij ook als symbolen voor stemmingen worden gezien. Wat die symbolen dan betekenen, daarover houdt Maeve zich op de achtergrond. Uiteindelijk is het aan de kijker wat die erin ontwaart.
In haar tekenkunst gebruikt Maeve een veelheid van materiaal en techniek. Per werk kijkt ze naar wat het meest geschikt is: pastel, kleurpotlood, aquarel. Het gaat haar in de kunst niet om een accurate weergave van de werkelijkheid. ‘Ik streef er niet per se naar iets zo kundig en natuurgetrouw mogelijk weer te geven. In de tekeningen probeer ik een verhaal te vertellen en gevoelens of ervaringen voor de waarnemer uit te drukken. Dit doe ik door de werkelijkheid op een herkenbare en heldere manier te tonen. Hierbij probeer ik het alledaagse zoals mensen, ruimtes en objecten met veel kleur, emotie en intensiteit weer te geven.’
Belangrijk in Maeves werk is de emotionele connectie, de uitwisseling van stemmingen en gevoelens. Daarbij zoekt ze naar middelen als kleur en vorm, maar ook de figuratieve beeldtaal ziet ze als geschikte manier om de kijker te ontmoeten. ‘Via de figuratieve beeldtaal kan ik interne gevoelservaringen die ik wil weergeven, op een kernachtige, heldere manier neerzetten. Ik vind het directe van figuratie heel prettig. Het element van werkelijkheid, het herkenbare ervan is belangrijk. Mijn werk is vaak een combinatie van ideëel en realistisch.’
Maeve exposeerde sinds 2014 zowel solo als in groepsverband in verschillende Nederlandse galeries, waaronder een aantal keer bij Moving Gallery in Utrecht. Kristin Hjellegjerde Gallery toonde haar werk in 2024 en 2025 solo in Londen en Berlijn. Haar werk was ook te zien in een groepstentoonstelling in Museum de Fundatie in Zwolle en bevindt zich in de collecties van DELA, UMC Utrecht en in verschillende privéverzamelingen in binnen- en buitenland.
Florens Kool
De dagelijkse realiteit, daar is het Florens Kool (Waalwijk, 1988) om te doen. Met een frisse combinatie van vakmanschap en humor brengt hij zijn kijker in contact met beelden waaraan die normaal voorbij zou lopen. In onze ‘spektakelmaatschappij’, waarin beelden om aandacht schreeuwen, biedt Florens een relativerend rustpunt. Hij gebruikt zijn ambachtelijke techniek en feilloze stofuitdrukking om het toevallige een monumentale waarde te geven.
Florens voelt zich verwant met de realistische schilderkunst waar die de nadruk legt op het verbeelden van de alledaagse werkelijkheid. Toch schaart hij zichzelf daarmee niet meteen onder de noemer ‘realist’. ‘Dit omdat de term in de loop van de geschiedenis zo veel verschillende definities heeft gehad, dat het lastig is om een vastomlijnde positie hierover in te nemen.’ De nadruk op het ambacht in het realisme is wel weer iets waar Florens zich bij thuisvoelt: ‘De keuze voor een figuratieve beeldtaal komt onder meer voort uit de affiniteit met het maakproces en een bepaalde technische complexiteit die ik hierin vind. Ik vind verf een prachtig materiaal waarmee je beelden een materiële of tastbare dimensie kan geven. Daarnaast is figuratieve beeldtaal een manier om me poëtisch te verhouden tot de wereld en tijd waarin ik nu leef.’
Ook de abstractie speelt een duidelijke rol in Florens’ werk. Wel is die rol in de loop van de tijd veranderd. ‘Ik heb een tijdlang abstracte schilderijen gemaakt, ergens vanuit een gevoel dat dit “modern” was of “hedendaags”. Op een gegeven moment kwamen er allerlei herkenbare onderwerpen in. Ik merkte dat ik me meer aangetrokken voelde tot figuratieve schilderkunst.’ Een onderdeel van zijn recentere werk is het spelen met de grens tussen illusie en werkelijkheid. ‘Dit betekent dat je ook al gauw speelt met de grens tussen het schilderij als raam en het schilderij als object. In zekere zin de “harde scheiding” tussen abstractie en realisme.’
Florens haalde zijn propedeuse in Kunst, Cultuur en Media aan de Rijksuniversiteit Groningen en voltooide in dezelfde stad zijn bachelor Fine Art aan de Academie Minerva. Zijn werk was te zien in groepstentoonstellingen in Kunsthal KAdE in Amersfoort en in verschillende Nederlandse galeries.
Andrei Niţu
Verlangen, de tijd, beeldcultuur, macht, politiek en menselijkheid. De in Roemenië geboren Andrei Niţu (Boekarest, 2000) werkt met een complex geheel aan inspiratiebronnen uit het hedendaagse leven, die hij in zijn fotorealistische schilderijen met elkaar in conflict brengt. Zijn modellen zijn vaak zijn vrienden, collega-kunstenaars die hij op de foto vastlegt. Naar die foto’s werkt hij, minutieus maar met ingrepen vanuit zijn fantasie. Door middel van een karakteristieke sepia-tint brengt hij een sluier aan tussen het scherp afgebeelde model en de kijker, die hij constant op het verkeerde been weet te zetten.
Tijdens zijn studie hield Andrei zich sterk bezig met de tegenstelling tussen realisme en romantiek. ‘Van nature ben ik een realist in mijn denken, wat zich uit in de voortdurende vergelijking tussen menselijke en dierlijke psychologie in mijn werk. Maar een puur realistische houding zou de spirituele angst en leegte versterken die ik voel. Ik bevind me ergens tussen romantiek en realisme. Als kind had ik al het gevoel dat ik me tussen de gedachten van anderen in bevond. De rol van advocaat van de duivel is mijn favoriete positie.’
Andrei werkt ook abstract en dat werk is naar eigen zeggen het meest waardevol voor hem. Waarom hij dan toch met zijn figuratieve werk naar voren treedt? ‘Ik denk dat mensen tegenwoordig verlangen naar langzaam opgebouwde figuratieve voorstellingen, en daarom maak ik die. Het voelt natuurlijk dat deze gevoelige kunstuitingen juist nu worden gemaakt. De tijdgeest vraagt om figuren, levend, naturalistisch. We worden omringd door een simulatie van het leven, en hebben te weinig verbinding met het werkelijk levende.’
Andrei studeerde in 2023 af aan de KABK in Den Haag en staat daarmee nog aan het begin van zijn carrière. Sinds zijn afstuderen heeft hij deelgenomen aan een indrukwekkende hoeveelheid tentoonstellingen in Nederlandse en Roemeense galeries, onder meer bij Enari Gallery en bij de Best of Graduates van Galerie Ron Mandos. In 2024 had hij een solotentoonstelling bij Galerie Stigter Van Doesburg.
Eniwaye Oluwaseyi
Eniwaye Oluwaseyi (Kwara, Nigeria, 1994) neemt elementen uit het alledaagse leven om die vervolgens te combineren met andere herkenbare fragmenten, met abstracte vormen en met expressieve verftoetsen. Hij baseert zich op zijn herinnering en op foto’s van vrienden en familie en is geïnteresseerd in de dynamiek tussen persoonlijke realiteiten en de werkelijkheid waarvan we allemaal deel uitmaken.
Of hij een realist is? ‘O ja, ik ben zeker een realist. Ik put uit ervaringen, verhalen, beelden en ideeën en vertaal die naar een herkenbare vorm.’ Daarmee focust Eniwaye op een inhoudelijk realisme-begrip. Als het op zijn schildertechniek aankomt, gebruikt hij naast de figuratie ook duidelijk invloeden van andere stijlen: ‘Mijn praktijk draait om het overbruggen van de kloof tussen realisme en abstractie. Ik probeer te ontdekken wanneer het één over het ander domineert en wat moet wijken om een schilderij “echt” te maken. De worsteling met abstractie en realisme in mijn werk fascineert me.’ De keuze voor de figuratie is in de loop der tijd min of meer vanzelf gekomen: ‘Toen ik als autodidact begon met het maken van kunst, richtte ik me op portretten. Naarmate mijn praktijk zich verder ontwikkelde, raakte ik steeds meer geïnteresseerd in abstractie, maar na verloop van tijd koos de figuratie mij. Het was het perfecte kanaal om mezelf volledig te kunnen uitdrukken. Ik hou van het verrassingselement dat figuratie met zich meebrengt, de mogelijkheid om met verschillende beelden en ervaringen te spelen en uiteindelijk een unieke, andere realiteit te presenteren.’
Eniwaye behaalde in 2018 zijn bachelor Agricultural and Biosystems Engineering aan de University of Ilorin in Nigeria. Hij leerde zichzelf het schilderen aan en begon in 2023 zijn residentie aan de Rijksakademie in Amsterdam. In zijn nog jonge kunstenaarscarrière heeft hij er al de nodige belangwekkende tentoonstellingen op zitten. Zo was zijn werk te zien in de tentoonstelling When We See Us: A Century of Black Figuration in Painting in Kaapstad en Bazel en Self-Addressed, samengesteld door de kunstenaar Kehinde Wiley in Los Angeles. In Nederland exposeerde hij in Galerie Ron Mandos.
Telmo Pieper
Telmo Pieper (Rotterdam, 1989) legt een scherp uitgewerkte droomwereld vast in monumentale muurschilderingen, olieverfschilderijen en sculptuur. Hij is erop uit een wereld te tonen die herkenbaar is, maar waarin er toch iets niet helemaal klopt. Zit het hem in het licht, of het kleurgebruik? In de combinaties van lichamen? Met zijn dromerige realisme toont Telmo een interesse in identiteit, menselijkheid en verbinding.
Telmo beschrijft zichzelf als een realist in hart en nieren: ‘Zowel in mijn werk als in het dagelijkse leven. Ik benader dingen vooral nuchter en objectief.’ De fascinatie voor het zo goed mogelijk weergeven van de zichtbare werkelijkheid had een duidelijk beginpunt: ‘Als klein kind was ik al onder de indruk van onze oude meesters. Om met potlood en papier of penselen en verf zo natuurgetrouw een moment in tijd vast te zetten fascineerde mij en houdt me tot de dag van vandaag bezig.’ Daarnaast gebruikt hij ook abstracte elementen. ‘In abstract werk ben ik altijd op zoek naar realisme en in realisme naar de abstractie. Juist door ze te combineren of te laten samensmelten, ontstaat er een interessante dynamiek.’
In de figuratie vindt Telmo vooral een sterke manier om te communiceren. ‘Figuratief werken stelt mij in staat verhalen te vertellen, culturele thema’s aan te kaarten en esthetische schoonheid vast te leggen, waarbij de focus ligt op het weergeven van de (on)zichtbare werkelijkheid van het dagelijkse leven. Deze herkenbare vormen en onderwerpen kunnen een directe, menselijke connectie creëren die abstracte of conceptuele kunst soms moeilijker bereikt. Ik wil dat mensen niet alleen kijken, maar ook echt iets zien.’
Telmo studeerde in 2011 af aan de Willem de Kooning Academie in zijn geliefde Rotterdam, de stad waar hij woont en werkt. Met Miel Krutzmann vormt hij het duo TELMO MIEL, waarmee hij muurschilderingen maakt. Hij had solotentoonstellingen in galeries in Nederland, België, Duitsland, Denemarken, Zwitserland en de Verenigde Staten, en nam deel aan vele groepstentoonstellingen.
Dion Rosina
Dion Rosina (Heemskerk, 1991) verzamelt beelden. Zijn atelier hangt er vol mee: beelden zonder onmiddellijke context, fragmenten van grootheden uit de geschiedenis of juist van volstrekt onbekenden, visuele documentatie van belangrijke gebeurtenissen, onopgeloste mysteries of onduidelijke taferelen, gevonden op internet, in archieven of gemaakt door AI. Hij haalt de beelden uit hun oorspronkelijke context, en door ze met elkaar te combineren creëert hij weer nieuwe betekenissen en mogelijkheden. Dion refereert daarbij aan sampling, de methode in de hiphop waarbij bestaand materiaal binnen een nieuwe context een nieuwe functie krijgt.
Het resultaat van Dions werkproces is een kunstwerk dat zich veelal tussen abstractie en figuratie in bevindt: zorgvuldig uitgewerkte, herkenbare motieven worden afgewisseld met kleurvlakken, onherkenbare beelden of zelfs tekst. ‘Die spanning vind ik boeiend. Soms zijn de figuratie en de abstractie in mijn werk meer met elkaar verweven en soms zit er een sterke scheiding tussen de twee. Ik vind het interessant om te zien hoe die afzonderlijke elementen elkaar kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de beelden kunnen verruimen.’
Dion noemt zichzelf dan ook zeker geen realist: ‘Ik ben daar niet echt mee bezig. Wat mij betreft is het realisme een verouderde term die stamt uit een tijd waarin kunstenaars duidelijke stijlkeuzes moesten maken. Tegenwoordig kun je in principe doen wat je wilt. Al die stijlen lopen door elkaar en dat maakt het juist interessant.’ Een positieve bijkomstigheid van figuratieve elementen is voor Dion wel dat figuratie breed communiceert: ‘De figuratie kan een grote groep mensen aanspreken, ook mensen die zich buiten de kunstwereld bewegen. Het heeft een universeel karakter en kan daardoor denk ik breder gewaardeerd worden.’
Dion studeerde in 2021 af aan de Breitner Academie in Amsterdam, de stad waar hij ook zijn atelier heeft. Zijn werk is sindsdien te zien geweest in het Rembrandthuis, Stedelijk Museum Schiedam, Kunsthal Rotterdam, Museum Catharijneconvent en Museum MORE. Ook werd het door Black Archives getoond op Documenta 15 in Kassel. In 2022, 2023 en 2024 was hij genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Zijn werk werd onder meer aangekocht door AkzoNobel Art Foundation, Drents Museum en Amsterdam UMC.
Kaili Smith
Het werk van Kaili Smith (Amsterdam, 1995) is hoogstpersoonlijk en tegelijkertijd bevat het iets universeels. Vanuit een interesse voor menselijk gedrag onderzoekt Kaili in zijn werk thema’s als vluchtelingenproblematiek, menselijke relaties en jeugdcultuur. Hij put uit zijn eigen leven: familieleden, vrienden en mensen uit de buurt staan model en worden ongeïdealiseerd weergegeven.
Hoewel Kaili’s beeldtaal overtuigend figuratief is, ziet hij zichzelf steeds minder als realist. ‘Misschien ben ik een realist om vanuit dat perspectief de wereld om me heen te doorgronden en verkennen, maar het hele doel van mijn werk is om dat wat is, te transformeren tot dat wat zou kunnen zijn. Deze methode vormt de basis van al mijn stijlen en projecten. In de afgelopen tien jaar als schilder lijkt elke nieuwe serie werken die ik maak te schommelen tussen een meer formeel realisme en een stijl beïnvloed door abstractie en soms surrealisme. Op dit moment werk ik aan mijn meest surrealistische schilderijen tot nu toe, terwijl mijn vorige serie An Ode To Noord and Family mijn meest realistische serie was, zowel qua methode als concept.’
In alles wat hij maakt, is de menselijke psychologie het belangrijkste onderwerp. ‘Ik verwacht niet dat ik de eigenaardigheid van de mens ooit zal doorgronden, dus er zal altijd iets of iemand zijn om te schilderen.’ De figuratie blijft daarom in Kaili’s werk belangrijk. Die stelt hem in staat de mens op steeds andere manieren te onderzoeken. ‘Dat ik mijn hele leven in steden heb gewoond verklaart waarschijnlijk waarom mijn werken altijd mensen bevatten. Het is niet dat ik geen interesse heb in andere onderwerpen, maar ik denk dat het belangrijk is om als kunstenaar te bepalen wat je precies wilt communiceren in je werk, en daar je focus op te leggen. Voor mij zijn dat de verhalen van de mensen om me heen.’
Kaili werd geboren in Nederland, maar groeide op in Australië. Hij studeerde aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam, gevolgd door een master aan de Parsons New School in New York. Sinds zijn studie woont en werkt hij afwisselend in Amsterdam en New York. Zijn werk was te zien in tentoonstellingen in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In 2021 en 2023 was hij genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, waarbij hij in 2021 de publieksprijs won. Sinds 2023 studeert hij aan de Rijksakademie in Amsterdam.
Leon Stoffelen
Leon Stoffelen (Woodley, Verenigd Koninkrijk, 1992) toont een werkelijkheid als op een computerscherm. Veelal fragmentarisch, vanuit gedurfde standpunten en door een afstandelijk blauwfilter toont hij een geconstrueerde realiteit, ontleend aan een verscheidenheid van beeldbronnen. Zowel modetijdschriften, (pornografische) internetafbeeldingen als schilderkunst uit de romantiek kunnen voor zijn werk een beginpunt zijn. Het doel: het onderzoeken van queer-identiteit. Opgroeiend als homoman in een klein dorp vond Leon twee schijnbaar tegengestelde uitvluchten uit de beklemmende realiteit: de natuur en het internet. Beide spelen een grote rol in zijn werk, dat daarnaast speelt met verwachtingen, clichés en authenticiteit.
Realisme is voor Leon geen streven: ‘Op meerdere manieren verzet ik me juist tegen de werkelijkheid in mijn werk. In reeksen van pornografische beelden zoek ik naar onbedoeld tedere snapshots van mannen in ongerepte natuur en van speelse aanraking. Momenten die atypisch aanvoelen. Door deze beelden te bundelen vormt zich een alternatief, toegeëigend narratief van vrije verkenning en ongeforceerde intimiteit. Daarmee voelt mijn vertaling van de werkelijkheid meer als een afwijzing dan een getrouwe weergave: een ideaalbeeld, losgeweekt van de realiteit, dat de potentie van een andere wereld toont.’
De figuratie is voor Leon een welkom middel om uit te drukken wat hem bezighoudt: ‘De thema’s waarmee ik bezig ben, vragen om een meer expliciete benadering. Figuratie stelt me in staat om de werkelijkheid naar eigen hand te zetten. Door beelden uit elkaar te halen en op te stapelen in collageachtige composities, kan ik verhulde verbanden blootleggen en visuele archetypes ontmantelen. Dit experimenteren met representatie en verschillende versies van de werkelijkheid is voor mij verbonden met mijn persoonlijke proces om andere manieren van zijn te vinden en te creëren binnen een (hetero-)normatieve wereld.’
Leon woont in Den Haag, werkt in Rotterdam en studeerde Fine Art aan de HKU in Utrecht. Hij studeerde af als videokunstenaar, maar heeft zijn portfolio na de academie uitgebreid met schilderkunst. Zijn werk was te zien in verschillende groepstentoonstellingen in Duitsland en Nederland, waaronder Prospects tijdens Art Rotterdam in 2024.
Tom van Veen
Tom van Veen (Amsterdam, 1995) werkt in verschillende media, onder andere performance, schilderkunst, tekst en sculptuur. Meer dan eens zijn de grenzen tussen deze kunstvormen niet hard, maar fluïde. Zijn schilderijen zijn herkenbaar. In hardwitte en koelblauwe tonen schildert hij moderne iconen: monumentale dragers van betekenis die subculturele uitingen en grootse en kleine verhalen tonen. Tom is geïnteresseerd in gemeenschapszin en het doorbreken van grenzen tussen mensen. Dat komt onder meer tot uiting in zijn verschillende samenwerkingen met andere makers en collectieven uit verscheidene disciplines.
Tom twijfelt erover of hij als realist gezien wil worden: ‘Als romantische schilder plaats ik mijn werken zowel in de wereld om ons heen, als in de mystieke wereld van de verbeelding. Om met de woorden van kunstenaar Kars Persoon te spreken, gaat schilderen niet enkel om het “wat”. Het wat is het weergegeven beeld dat in mijn beeldende praktijk uit de realiteit komt, juist om met de werken de huidige zeitgeist en een progressieve visie van jonge gemeenschappen in Nederland weer te geven. Persoon spreekt nadrukkelijk over het “hoe”. De manier waarop de kunstenaar zich beweegt en de sporen van de lichamelijke handeling die meewerken en het geschilderde een zeggingskracht geven.’
Tom vindt het belangrijk dat er een wisselwerking is tussen de figuratie en de abstractie in zijn werk, ‘dat de vormen of de streken ook op zichzelf staan of werken. Vaak kijk ik door mijn oogharen naar het werk in wording om compositie en lijnvoering te waarborgen. Door realisme of figuratie kun je beelden in de realiteit plaatsen of in de wereld van de ander. Er treedt een bepaalde herkenning op.’
Tom studeerde Fine Art aan de HKU in Utrecht en aan de AKI in Enschede. In 2018 studeerde hij een jaar aan de Athens School of Fine Arts in Athene. Zijn werk was onderdeel van groepstentoonstellingen in onder meer het Centraal Museum in Utrecht en Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. In 2019 was hij een van de genomineerden voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst.
OBJECT/SUBJECT
Jasper Hagenaar
Wie weleens werk van Jasper Hagenaar (Tilburg, 1977) heeft gezien, herkent het daarna uit duizenden. En dat terwijl zijn onderwerpen sterk uiteenlopen: hij schildert onder meer fruit en planten, lichamen en lappen stof. Het herkenbare zit hem in zijn kadrering, zijn kleurgebruik en zijn weergave van licht: zijn doeken lijken van binnenuit te gloeien. Dit effect bereikt hij door als een aquarellist van licht naar donker toe te werken. De lichte delen van het schilderij vormen op die manier de basis en zijn vanaf het begin al onderdeel van de voorstelling.
Jasper geeft in een herkenbare beeldtaal weer wat hij ziet, maar geeft toe dat wat hij ziet niet per definitie de realiteit is. ‘Ik ben een realist van de geconstrueerde werkelijkheid. Ik zeg vaak dat het overbrengen van het beeld op een schilderij slechts een middel is om het idee over te brengen. Hierdoor kan mijn werk ook zo veel verschillende verschijningsvormen aannemen. Ik vind het belangrijker dat je het schilderij gelooft dan dat het een exacte weergave van de werkelijkheid is.’
Hoewel hij altijd naar de waarneming werkt, is er voor Jasper geen scheiding tussen het realisme en de abstractie. ‘Voor mij persoonlijk is het verschil tussen wel of niet verhalende schilderijen altijd een groter vraagstuk geweest. Als je realistisch werkt, is het vertellen van een verhaal op het doek een voor de hand liggende keuze. De figuratie stelt me in staat om op een heel directe manier mensen bij mijn werk te betrekken. Ieder mens heeft zijn eigen associaties, herinneringen en gedachten bij bepaalde beelden. Het is mijn doel om deze te sturen en te manipuleren door de manier waarop ik een schilderij maak.’
Jasper studeerde in 2005 af aan de Rijksakademie en won in 2012 de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Zijn werk was onder meer te zien in het Centraal Museum in Utrecht, het Dordrechts Museum, Kunsthal KAdE in Amersfoort en het Hive Center for Contemporary Art in Beijing, China. Jaspers werk is te vinden in de collecties van het Centraal Museum, Dordrechts Museum, Teylers Museum, het Koninklijk Huis en ING.
Jhonie van Boeijen
Jhonie van Boeijen (Nijkerk, 1992) groeide op tussen de winkelschappen: haar ouders waren eigenaar van een speelgoedwinkel. Zij hield er een fascinatie en liefde voor productverpakkingen aan over. Die liefde brengt zij over in haar werk, dat vaak een stapeling van supermarktartikelen laat zien. We kijken als het ware in iemands winkelmandje, waarbij de opvallende kleuren en vormen om onze aandacht vechten. Achter die zoete wereld van de verleiding zit nog iets anders: Jhonie is geïnteresseerd in consumentengedrag, de manier waarop wij ons koopgedrag op onze identiteit afstemmen, hoe beïnvloedbaar we als consument zijn en de problematische kanten van de consumptiemaatschappij. ‘Producten vertellen ons veel over de koper: wat is diens achtergrond, financiële status, dieet, hoe duurzaam kiest die en uit hoeveel mensen bestaat diens gezin. We kunnen een persoonlijkheid aflezen aan de producten die iemand koopt.’
In haar schilderijen geeft Jhonie veel aandacht aan de levensechtheid van haar onderwerpen. ‘Ik zie mijzelf als realistische schilder. Mijn bewondering voor deze stroming en het onderzoek dat ik ernaar doe spelen hierin een grote rol.’ Abstractie gebruikt Jhonie alleen wanneer ze zoekt naar oplossingen in de beeldvertaling. De figuratie heeft haar onverdeelde aandacht: ‘Toen ik op de academie in aanraking kwam met het fotorealisme dacht ik: wauw, dat ik wil ik ook kunnen. Die enorme vorm van discipline en de mogelijkheid om verf te transformeren naar een ander materiaal.’ De figuratieve beeldtaal stelt Jhonie in staat om haar onderwerp totaal te ontleden: ‘Ik heb een enorme nieuwsgierigheid naar hoe iets in elkaar steekt.’
Jhonie studeerde aan de HKU en aan het Frank Mohr Instituut in Groningen. Ze exposeerde zowel solo als in groepsverband in het Centraal Museum, dat ook werk van haar in de collectie heeft. Daarnaast bevindt haar werk zich in de collecties van Menzis en Citizen M Hotels. Rademakers Gallery toonde haar werk op beurzen in binnen- en buitenland.
Casper Braat
Het alledaagse object is voor menig realist een geliefd onderwerp, zo ook voor Casper Braat (Amsterdam, 1991). In hoogwaardig marmer beeldt hij met een duidelijk vakmanschap dagelijkse objecten af: keukenapparatuur, sandalen, de inhoud van een snoepautomaat. Het is hem daarbij niet alleen te doen om de perfecte weergave van de wereld om ons heen: er schuilt ook een kritische reflectie in op de wegwerpmaatschappij. Door alledaagse objecten in waardevol marmer uit te voeren, laat hij ons reflecteren op de waarde van onze spullen en ons consumptiegedrag.
Caspers realisme laat ons anders kijken naar de wereld om ons heen: ‘Het gaat om de context en betekenis die schuilgaan achter alledaagse voorwerpen. Door alledaagse objecten exact in marmer na te maken, verandert hun hele uitstraling. Een object dat normaal over het hoofd wordt gezien, krijgt ineens een compleet andere status: het wordt zwaar, permanent en bijna heilig. Je kunt het niet meer zomaar negeren. De herkenbaarheid blijft, maar het materiaal en de uitvoering dwingen je er anders naar te kijken.’
Voor Casper draait het om de directe herkenbaarheid van het object: ‘Of het nu een espressomachine, een keukenweegschaal of een simpele broodrooster is: de kijker moet onmiddellijk zien wat het is. Juist die duidelijkheid zorgt ervoor dat het idee achter het werk krachtig overkomt. Als ik deze objecten abstract zou maken, verliezen ze hun betekenis. Ze zouden hun link met de consumptiemaatschappij kwijt zijn, en daarmee verdwijnt ook de kritische boodschap. Ik wil dat de kijker eerst verbaasd is door de schoonheid en het detail, maar daarna wordt gedwongen na te denken over wat hij precies voor zich heeft. Dat effect bereik ik alleen als de vormen duidelijk en herkenbaar zijn.’
Casper studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie en het Sandberg Instituut in Amsterdam. Hij wordt vertegenwoordigd door TORCH Gallery, die zijn werk op verschillende grote beurzen toonde. Casper deed residenties in China en Italië en zijn werk bevindt zich onder meer in de collectie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Naast werk in marmer maakt hij ook videowerk.
Eline Brontsema
Door middel van een zeer arbeidsintensief proces legt Eline Brontsema (Delfzijl, 1988) de wereld om ons heen vast in houtsnedes. Ze maakt daarbij gebruik van de ‘verloren snede’, een techniek voor het maken van kleurenhoutsnedes waarbij niet meerdere platen, maar slechts één houtplaat wordt gebruikt. Waar het haar om te doen is: een wereld vastleggen waar je graag zou willen zijn. Dit zijn geen utopische vergezichten, maar juist plekken die we allemaal kennen: oude vakantiehuisjes vol met herinneringen, een rommelschuurtje, een zwembad dat je bezocht als kind. Een zekere nostalgie staat in Elines werk in balans met een nuchtere vastlegging van het leven van alledag.
De werkelijkheid tonen, dat is wat Eline doet, maar dat is niet alles. ‘De werkelijkheid is slechts een aanleiding. De abstracte elementen in een beeld zijn voor mij doorslaggevend, zoals kleur, ritme, toon, contrast en compositie. Een stilleven leent zich hier goed voor. Een geopend naaikistje is voor mij niet interessant omdat handwerken zo leuk is, maar vanwege het ritme van de kartonnetjes met wol en de vormen en kleuren van de garenklosjes.’ Ze kiest haar onderwerpen dan ook met het oog op de rangschikking van de elementen op haar beeldvlak. ‘Het is de vraag hoe naturalistisch je de werkelijkheid wilt tonen. Misschien moet je niet spreken van een strikte scheiding tussen realisme en abstractie, maar van een geleidelijk verloop van het één in het ander. Ik kan mij voorstellen dat ik in de toekomst naar meer abstractie beweeg. Toch zal de waarneming altijd het vertrekpunt blijven. In de wereld om ons heen is grote schoonheid te ontdekken. Daarvoor hoef je zelfs geen verre reizen te maken. Het licht en de schaduw in een interieur alleen al geeft zo veel moois. De wereld zoals zij is vind ik prachtig. En die visuele ervaringen wil ik vastleggen.’
Eline studeerde filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen en volgde in dezelfde stad haar kunstopleiding aan de Klassieke Academie voor Beeldende Kunst. Sinds 2021 doceert ze zelf aan de Klassieke Academie. Haar werk bevindt zich in de collecties van het Drents Museum in Assen, het Centrum voor Prentkunst in Fochteloo en Museum Helmantel in Westeremden. In 2019 won zij de eerste prijs bij de ‘On Paper’ International Printmaking Award.
Koos Buster
Minister van Keramische Zaken, zo luidt de officieuze titel van Koos Buster (Amsterdam, 1991). En die titel heeft hij verdiend: hij bevindt zich aan de top van de Nederlandse keramiek-renaissance. In een bobbelige, kleurrijke stijl maakt hij alledaagse objecten na. Het doel: de wereld een beetje mooier maken. Het gaat er Koos om om mensen ‘blij te kleien’. Het is moeilijk om niet ontroerd te worden door zijn ontwapenende perspectief op de wereld om ons heen, waarvan de zwaarte zich misschien al genoeg aan ons opdringt.
Koos heeft voor zichzelf een eigen label bedacht: hij noemt zich een ‘on-realist’. ‘Ik ben meer een dromer. In mijn werk probeer ik niet iets realistisch te vangen, maar juist het onrealistische van een snelle schets. In mijn ogen is mijn werk een soort droomrealiteit. Ik werk vrijwel nooit abstract maar ik probeer ook nooit iets perfect kloppend te krijgen, waardoor er wel een bepaalde vorm van abstractie in mijn werk zit.’
Koos’ kunstwerken komen voort uit wat hij zelf graag uitgewerkt zou zien in keramiek of glas. De keuze voor de figuratie is daarbij geheel logisch voor hem: ‘Ik ben een zware dyslect en een enorme beelddenker. De beelden in mijn hoofd zijn niet abstract, ik denk dat ik daardoor figuratief werk ben gaan maken. Door figuratief te werken kan ik installaties en scènes maken van dagelijkse objecten en kan ik deze objecten vieren en ze een podium geven waarvan ik vind dat ze die verdienen. Mijn gevoel zegt dat ieder object zijn ei kwijt mag, net als ieder mens. Ik denk dat dat is wat ik onderbewust met veel van mijn kunstwerken probeer te vertellen.’
Koos volgde zijn kunstopleiding aan de Gerrit Rietveld Academie, waar hij in 2018 afstudeerde. Hij toonde sinds dien in vele Nederlandse musea, waaronder het Frans Hals Museum, Stedelijk Museum Schiedam, Museum Beelden aan Zee en Museum Prinsenhof Delft. In 2024 had hij zijn eerste museale solotentoonstelling in Museum MORE | Kasteel Ruurlo, waarna MORE zijn monumentale werk In Memoriam (een ode aan mijn alcoholisme) verwierf. Koos woont en werkt in zijn geliefde Amsterdam.
Kira Fröse
Hoewel elementen uit de dagelijkse realiteit voor Kira Fröse (Duitsland, 1992) dankbare onderwerpen zijn, is ze lang niet alleen uit op een alledaagse weergave van die elementen. Haar werk gaat over materialiteit: fluïditeit tegenover vaste vorm, beweging en stilstand, vorm en functie, maar ook humor en ergernis. Kira werkt in een veelheid van media, waaronder keramiek, gips, glas en hout. Ze is daarbij geïnteresseerd in de natuurlijke eigenschappen van die materialen, en in de omkering ervan in juist iets anders. Vaak ook zijn de objecten in haar kunst kapot, of werken ze niet zoals ze horen te werken. ‘Daardoor worden objecten door ons als waardeloos beschouwd. Het spanningsveld van waarde fascineert mij en het geeft mij voldoening om een oud voorwerp een nieuwe bestemming te geven – als kunstwerk.’
Over realisme: ‘Ik heb mezelf nooit de vraag gesteld of ik mezelf als realist beschouw, maar wellicht ook omdat die term vaak met schilderkunst geassocieerd wordt. Wel heb ik de neiging mijn eigen realiteit authentiek en ongeïdealiseerd in mijn kunst uit te werken. Ik beschouw dingen zoals ze zijn, observeer en maak veel vast aan ervaringen die ik, of anderen, verzameld hebben. Mijn wereldbeeld komt terug in mijn werk en het valt me op dat mijn realiteit erg verschilt van de realiteit van anderen. En dat roept vragen op. Zowel bij mij als bij de kijker.’
De directe relatie of connectie met de kijker vindt Kira het interessante aan realistische kenmerken in de kunst. ‘Herkenbaarheid geeft toegang en biedt de mogelijkheid voor anderen dichter bij kunst te komen zonder er moeite voor te hoeven doen. Die toegankelijkheid ervaar ik zelf als belangrijk. Ik wil graag in eerste instantie dat mijn werk visueel aantrekt. Alle inhoudelijke laagjes kunnen volgen wanneer de interesse al is gewekt.’ Herkenbaarheid in de kunst leidt volgens Kira tot eigen associaties en connecties. ‘Figuratieve beeldtaal is vrij universeel en sluit weinig mensen uit, wat ik heel fijn vind.’
Kira studeerde Fine Art aan de AKI ArtEZ Academie in Enschede en exposeerde zowel solo als in groepsverband in vele galeries in Nederland en Duitsland. Werk van haar hand was te zien in Museum Jan Cunen in Oss en Kunstpalast Düsseldorf. In 2024 had ze een solotentoonstelling bij Galerie Pouloeuff in Naarden.
Arjan van Helmond
Arjan van Helmond (Deurne, 1971) is geïnteresseerd in het alledaagse: het tapijt onder onze voeten, de kleur van het behang, souvenirs en prullaria in de kast. ‘Ik beschouw mijn werk als een onvoltooide, gefragmenteerde inventaris en een kritische analyse van onze alledaagse omgeving. Door de aandacht voor deze details wordt een spanning zichtbaar tussen dagelijkse gewoonten en culturele en historische aspecten. Wat betekenen die ruimtes en die objecten om ons heen? Wat vertellen ze ons?’
Arjan maakt voor zijn werk vaak gebruik van foto’s, maar is niet op zoek naar een fotografische weergave. Het draait bij hem om het gevoel: die plotselinge herinnering of de vlaag van nostalgie die alledaagse taferelen kunnen oproepen.
Arjan ziet zichzelf niet als realist. ‘Eerlijk gezegd is die vraag niet zo relevant voor me. Waar het me om gaat is het opbouwen van de onderhuidse spanning in het schilderij, iets voelbaar maken wat niet per se zichtbaar is. Een realistische weergave van de ruimtes en objecten die ik schilder, helpt me om in een bepaalde focus te komen, om een specifieke aandacht te genereren. Door het heen en weer schakelen tussen foto en schilderij ontstaat een ritme, dat voor mij de verbeelding op gang helpt. Uiteindelijk vindt een schilderij zijn oplossing, zijn vraag of juist zijn conclusie in de verf, in het proces van schilderen, en niet zozeer in het realistische effect ervan.’
De figuratie heeft Arjans interesse omdat die meer mogelijkheden biedt om te bereiken wat hij wil. Maar er is volgens hem geen figuratie zonder abstractie: ‘Eigenlijk is er geen scheiding. Om een overtuigend en realistisch figuratief beeld te creëren, moet je enorm veel abstracte beslissingen nemen. Alleen een plaatje maken is niet voldoende, er moet meer gebeuren. Door het proberen, mislukken, weer weghalen, stukken toevoegen, kijken en opnieuw proberen eigen je je een beeld langzaam toe. Ik denk dat het juist dat aspect is, dat die figuratieve beeldtaal zo aantrekkelijk maakt voor mij: juist de problemen en moeilijkheden die het veroorzaakt.’
Arjan studeerde aan de Rijksakademie, woont en werkt in Amsterdam en exposeert in binnen- en buitenland, waaronder in 2022 in Museum MORE. In 2017 ontving hij de Jeanne Oosting Prijs voor zijn oeuvre tot dan toe.
Katrin Korfmann
Katrin Korfmann (Heidelberg, Duitsland, 1971) werkt op het snijvlak van fotografie en installatie. Haar motieven haalt ze uit het directe leven: ze onderzoekt menselijk gedrag en hoe dat zich manifesteert in de wereld om ons heen. Dat doet ze op een herkenbare manier: in felle en zonovergoten kleuren toont ze mensen van bovenaf, waardoor de dagelijkse bezigheid die ze afbeeldt iets vervreemdends en abstracts krijgt. De serie Wastescape, waarvan een deel in deze catalogus is afgebeeld, confronteert ons met de hedendaagse consumptiemaatschappij. De bergen afval die we produceren worden door het vogelvluchtperspectief dat Katrin inneemt nog overweldigender in omvang.
Het realisme is een sterke bron van inspiratie voor Katrin. ‘De maatschappelijke werkelijkheid is altijd mijn uitgangspunt. In mijn werk probeer ik realisme en abstractie te combineren. Zoomnavigatie, de fysieke beweging van de kijker, stelt me in staat om verschillende perspectieven, kaders en gezichtspunten te bieden in dezelfde foto. Zo kan ik tegenstellingen onderbrengen in één beeld. De onderwerpen in mijn werk zijn tegelijkertijd dichtbij en ver weg, zowel intiem als op afstand. In mijn artistieke onderzoek probeer ik fotografische verkenningen te maken en de sociale constructies in de openbare ruimte vast te leggen, te decoderen en te interpreteren.’
Katrin groeide op in Berlijn en studeerde fotografie aan de Gerrit Rietveld Academie, de Rijksakademie, Cittadellarte in Biella, Italië, Akademie der Künste in Berlijn en het Chinese European Art Centre in Xiamen, China. Ze toonde haar werk eerder in musea in Nederland, Berlijn, Shanghai, Xiamen, Teheran en New York. In Nederland is haar werk onder meer te vinden in de collecties van AkzoNobel, ING, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Fotomuseum Den Haag. Sinds 2010 doceert ze aan de KABK in de hofstad.
Lynne Leegte
Lynne Leegte (Luton, Verenigd Koninkrijk, 1965) toont met haar werk hoe adembenemend de uitbeelding van het alledaagse kan zijn. Ze werkt voornamelijk in de zachte steensoort albast, waarmee ze beeldhouwwerken produceert die levensecht lijken. Werken in het uiterst kwetsbare albast is een delicate klus: het materiaal breekt snel. ‘Ik bewerk het albast met precisie en zorgvuldigheid, waardoor een fragiliteit zichtbaar wordt die kenmerkend is voor mijn kunst.’ Boeken, zakdoeken, kledingstukken: Lynnes motieven zijn alledaagse objecten die nostalgie en herinnering oproepen. ‘Mijn werk raakt vaak subtiele thema’s, zoals vergankelijkheid, troost en stilte – zaken die je eerder voelt dan begrijpt. Door het mysterie en de open interpretatie te bewaren, geef ik de toeschouwer ruimte om op een eigen, intieme manier te reageren, zonder dat er vooraf een bepaalde betekenis wordt ingevuld.’
Met labels voor haar werk heeft Lynne niet zo veel. ‘Mijn werk draait niet om het gebruik van specifieke termen. Het gaat voor mij om het oproepen van gevoelens en herinneringen. Met de middelen die ik heb, probeer ik een waarheid te beschrijven die de dagelijkse realiteit overstijgt. Het gaat om het creëren van een sfeer en een onderliggende betekenis, waarbij het geen verschil maakt of het beeld realistisch of abstract is.’
Hoe je haar werk ook bekijkt, het vakmanschap straalt ervan af. ‘Een geconcentreerd perfectionisme is essentieel in mijn werk. Ik onderstreep de schoonheid van bescheiden objecten waardoor ze een eigen kracht krijgen. Ik werk met steen, textiel, papier en fotografie. Mijn werk reikt van kleine, verfijnde handgesneden objecten tot grootschalige, monumentale installaties. Ik zie mezelf als beeldhouwer in de breedste zin van het woord.’
Lynne studeerde in de jaren 80 aan Academie Minerva in Groningen. Ze toonde in groepsverband onder meer in Rijksmuseum Twenthe, Museum Gouda en het CODA Museum in Apeldoorn en in 2023 had ze een solotentoonstelling in Museum MORE | Kasteel Ruurlo. Haar werk is te vinden in de collecties van Museum MORE, LUMC, AkzoNobel en het Valkhof Museum in Nijmegen.
Onno Meeuwsen
Wie vijftig jaar geleden een aubergine schilderde, bedoelde daar waarschijnlijk iets anders mee dan wat Onno Meeuwsen (Houten, 2002) ermee wil zeggen. Dat bewijst dat een klassieke voorstelling als het fruitstilleven nog altijd nieuwe betekenissen kan dragen. Onno behandelt in zijn jonge oeuvre zijn persoonlijke ervaringen met de queer datingapp Grindr. Hij is geïnteresseerd in thema’s die hij in de app terugvindt: anonimiteit, objectivering en machtsdynamieken. Die zware thema’s brengt hij binnen zijn werk in evenwicht door ze met humor en relativering te behandelen. Zo toont hij aan dat zijn onderwerp zowel lichtvoetig als kritisch benaderd kan worden.
Onno schildert bijna fotorealistisch met een sterke beheersing van zijn medium, maar is hij daarmee ook een realist? ‘Ik kan ja en nee antwoorden op die vraag. Ik schilder fotorealistisch, maar inhoudelijk gaat het niet over de objecten die ik schilder. Die zijn eerder symbolisch, zoals mijn schilderij XXL, dat refereert aan queer-identiteit.’ Symboliek is dus belangrijk in Onno’s werk. Niet alleen is de aubergine een symbool met een directe betekenis, ook laat Onno ermee zien dat men in de queer-datingwereld nogal snel als object wordt gezien en behandeld. Zijn werk gaat over presentatie en representatie, over hoe mensen zich naar buiten voordoen tegenover hoe ze werkelijk zijn. De afstand tussen die twee dingen is in de datingwereld nogal eens groot. Die tegenstelling symboliseert Onno ook met beeldmiddelen: waar zijn werk fotorealistisch lijkt van een afstand, is van dichtbij zeker ook de duidelijke penseelstreek te zien. Niets is wat het lijkt. Onno is zich zeker bewust van de communicatiekracht van de figuratie: ‘Het is van belang dat de toeschouwer meteen weet waar hij naar kijkt. De herkenbaarheid van het beeld zorgt ervoor dat de toeschouwer zich meteen afvraagt wat het beeld betekent. Abstractie zou hierin afleiden.’
Onno staat als een van de jongste kunstenaars in deze tentoonstelling nog aan het begin van zijn carrière. Reality Check is zijn eerste museale groepstentoonstelling. Wel toonde hij in 2024 zijn werk al bij Best of Graduates in Galerie Ron Mandos in Amsterdam en bij Moving Gallery in Utrecht. In die laatste stad studeerde hij in 2024 af aan de afdeling Fine Art van de HKU.
Anna Reerds
Een wereld die tegelijkertijd herkenbaar en vervreemdend is, dat is de wereld van Anna Reerds (Alkmaar, 1996). In haar werk zet Anna de schijnwerper op het alledaagse: snackbars, flatgebouwen en wasserettes vormen de plaats van handeling. Op het eerste gezicht gebeurt er niet veel: iemand drinkt koffie, de wasmachines draaien. Anna toont de triviale wereld die we allemaal delen met aandacht voor het kleine en liefde voor het menselijke gedrag. Ze gebruikt fotografie, schaalmodellen, film en animatie in haar werk, waarbij het vaak niet duidelijk is welk onderdeel precies op welke manier is vormgegeven.
Doordat Anna in zo veel verschillende media werkt, dacht ze nooit zo na over de vraag of haar werk in het realisme paste. ‘Ik werk in andere media dan de realisten zoals ik ze ken, die vaak binnen de schilderkunst opereren. Maar omdat ik me in mijn werk bezighoud met het verbeelden van alledaagse onderwerpen die herkenbaar zijn voor de kijker, zou je zeker kunnen zeggen dat ik realist ben. Met misschien hier en daar een beetje magisch realisme.’ De herkenbaarheid van de figuratie is voor Anna belangrijk: ‘Mijn beeldtaal voelt als een logische voortvloeiing uit de thema’s die in mijn werk een rol spelen. Ik wil dat de kijker het beeld dat ik creëer herkent als een mogelijke, maar niet altijd waarschijnlijke werkelijkheid. Ook al zijn de plekken die ik verbeeld non-existent – het zijn beeldende samenstellingen, bewerkingen en reconstructies van de werkelijkheid – de kijker kan zich tot het werk verhouden en zich er in gedachten doorheen bewegen.’
Anna studeerde Product Design aan de HKU, waar ze sinds 2020 ook doceert. Haar werk werd onder meer getoond in Kunsthal Kloof, Moving Gallery en Logman Gallery, alle in haar woon- en werkplaats Utrecht. Naast autonoom werk maakt Anna ook illustraties – onder meer bij artikelen in De Volkskrant en De Correspondent – en maakte ze sets voor de korte film Een hond die huilt.
Marjolein Rothman
Marjolein Rothman (Eibergen, 1974) schildert figuratieve voorstellingen met een abstraherende losheid en expressieve snelheid. Dat wetende verrast het wellicht dat ze zich laat inspireren door de fotografie. Zowel historische afbeeldingen als snapshots uit haar persoonlijk archief staan aan de basis van haar schilderwerk. Ze onderzoekt daarbij welke invloed beelden hebben op onze blik, ons geheugen en onze identiteit. In reeksen schilderijen met hetzelfde motief laat Marjolein zien hoe de betekenis van een beeld kan veranderen en hoe relatief het vastleggen van de realiteit is. Beïnvloed door het proces in de donkere kamer, is het in haar werk vaak onduidelijk of het beeld opkomt of aan ons ontglipt. Ook elementen uit de fotografie als het spel met negatieve en positieve ruimte en met onder- en overbelichting zijn in haar schilderkunst te ontdekken.
Marjoleins werk gaat over de onmogelijkheid de werkelijkheid te vangen in een enkel beeld. ‘Door in series te werken waarbinnen eenzelfde beeld steeds verder verschuift, laat ik zien hoe onze blik op de realiteit voortdurend kantelt, hoe ongrijpbaar de werkelijkheid is. Tegelijkertijd vormt het een poging een essentie vast te leggen.’ Onder meer door deze elementen beweegt haar werk zich precies in het spanningsveld tussen de figuratie en abstractie. ‘Er is in mijn werk een duidelijke referentie naar de zichtbare werkelijkheid, tegelijkertijd wil het schilderij middels beweging en suggestie iets laten zien dat verder gaat dan die zichtbare werkelijkheid. Ik vertrek vanuit de fotografie omdat ik geïnteresseerd ben in hoe specifieke representaties onze blik en ideeën sturen. Er is altijd een duidelijk herkenbaar motief. Door dit te schilderen creëer ik metaforen voor de werking die dit soort beelden hebben. Het beeld is herkenbaar maar onaf, het blijft in beweging.’
Marjolein studeerde in 1999 af aan de AKI in Enschede, waar ze sinds 2010 ook doceert. Ook volgde ze het Rijksakademie-programma in Amsterdam. In 2004 ontving ze de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Haar werk was te zien in groepstentoonstellingen in de Kunsthal in Rotterdam, de Vleeshal in Middelburg, Stadsgalerij Heerlen en De Nederlandsche Bank. In 2023 had ze een solotentoonstelling in Museum Villa Mondriaan. Haar werk bevindt zich in verschillende museale en particuliere collecties in binnen- en buitenland.
Leonie Schneider
Leonie Schneider (München, 1992) bouwt in haar werk aan een wereld. Als een schrijver van fictie creëert ze personages met hun eigen geschiedenissen en onderlinge relaties. In haar schilderijen, textielwerk en metaalwerken komen deze fictieve personen terug. Wie haar werk door de tijd volgt, leeft met deze personages mee. Je ziet ze picknicken, iets knutselen in de garage of sportvissen. Leonie toont een ogenschijnlijk zorgeloze wereld in bonte kleuren en patronen, maar wie beter kijkt ziet dat zij ook de serieuzere thema’s niet schuwt.
Leonies werk heeft een sterke verbinding met de realiteit. ‘Hoewel mijn verhalen fictief zijn en zich in denkbeeldige werelden afspelen, zijn de personages en omgevingen die ik creëer gebaseerd op echte mensen en plaatsen. Mijn werk onderzoekt levensvragen en emoties uit het echte leven, en verweeft fictie met waarheden over het menselijk bestaan. Op die manier verkent mijn kunst fictieve werkelijkheden die een sterke connectie hebben met reële zorgen, gevoelens en relaties.’
De spanning tussen figuratie en abstractie fascineert Leonie: ‘Van een afstand zien mijn schilderijen er figuratief uit, met duidelijke personages en omgevingen. Maar van dichtbij lossen deze voorstellingen op tot abstracte patronen. Ik ben zeer geïnspireerd door textielpatronen. De ingewikkelde details en het diepe gevoel van voldoening dat ik ervaar als ik deze patronen bestudeer, staan centraal in mijn artistieke proces. Hoewel realisme en abstractie tegenpolen lijken, bestaan ze in mijn werk naast elkaar en versterken ze elkaar.’ Figuratie brengt daarnaast nog iets anders waardevols mee: toegankelijkheid. ‘Ik vind het belangrijk dat mijn werk voor een breed publiek toegankelijk is, zodat iedereen – kinderen, volwassenen, ouderen – zich in de beelden kan herkennen zonder dat er extra uitleg nodig is. Ook al schrijf ik fictie naast mijn beeldende werk, de voorstellingen kunnen op zichzelf staan en zonder die context gewaardeerd worden. Mijn figuratieve stijl helpt me om me op een directe manier te verbinden met de werelden en personages die ik creëer.’
Leonie studeerde aan de KABK in Den Haag, waar ze sinds 2018 ook doceert. In 2022 had ze een solotentoonstelling in Museum MORE | Kasteel Ruurlo. Haar werk bevindt zich in de verzameling van Deloitte en in verschillende privécollecties. In 2020 werd ze genomineerd voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst.
TINKEBELL
Er zijn weinig kunstenaars in Nederland bij wie kunst en activisme zo in elkaar overlopen als bij TINKEBELL (Katinka Simonse, Goes, 1979). Zo was ze in 2016 een van de initiatiefnemers van ‘We gaan ze halen’, waarbij ze een vliegtuig huurde waarmee ze naar het Griekse Lesbos vloog om vluchtelingen zelf naar Nederland te brengen, was ze een van de strategen achter het kinderpardon en agendeerde ze de dubbele moraal die geldt ten aanzien van de bio-industrie door een handtas te produceren van de vacht van haar kat. In deze tentoonstelling tonen we een werk uit de serie Flora Tata Metallica. Deze werken zijn gemaakt met roet en fijnstof vanuit de IJmuidense staalfabriek Tata Steel. Stof dat TINKEBELL zelf, met de nodige gevolgen voor haar gezondheid, uit de duinen bij Wijk aan Zee verzamelde.
Het thema ‘echtheid’ houdt TINKEBELL sterk bezig: ‘De meeste mensen denken bij realisme aan werken die zo “echt” mogelijk zijn gemaakt, zodat ze bijvoorbeeld op het eerste oog niet van een foto te onderscheiden zijn. De vraag is wat mij betreft, in hoeverre een fotorealistisch werk daadwerkelijk iets met realiteit te maken heeft. Een foto is namelijk altijd vanuit een bepaald perspectief gemaakt. Wat we op het beeld zien is vaak een vertekende weergave van de werkelijkheid. En dan heb ik het nog niet eens over het toepassen van beeldmanipulatie. Een beeld, kortom, heeft doorgaans weinig met de werkelijkheid te maken. In mijn werk poog ik om de toeschouwer werkelijkheid te laten ervaren. Onderdelen van onze cultuur en maatschappij waar we geen of te weinig oog voor hebben maak ik zodanig zichtbaar en invoelbaar dat blinde vlekken in onze systemen naar boven komen drijven. En dit is belangrijk omdat het een voorwaarde is voor maatschappelijke en politieke verandering. Om dat goed te kunnen doen is het noodzakelijk dat alles echt is. Ik wil op een integere manier, zonder concessies, de realiteit laten zien, zodat die onontkoombaar wordt. Dit geldt zowel voor het maakproces als voor het uiteindelijke beeld.’
TINKEBELL studeerde aan de Fontys Academy of the Arts in Tilburg en volgde daarna een master aan het Sandberg Instituut in Amsterdam. Sindsdien sprak ze zich in de media regelmatig uit over maatschappelijke onderwerpen. Ze werkte onder meer in Griekenland, New York, Afghanistan, Bangladesh en Japan en haar werk werd door TORCH Gallery onder andere getoond op Art Rotterdam en de fotografiebeurs Unseen.
Ina van Zyl
Intiem, dat woord typeert het oeuvre van Ina van Zyl (Ceres, Zuid-Afrika, 1971) misschien wel het best. Intieme uitsnedes vanuit het dagelijks leven werkt Ina op bescheiden formaat uit en deelt ze met de kijker alsof het een onderling geheimpje is. ‘Ik kies onderwerpen, hoe rechttoe rechtaan ook, die voor mij wringen. En wringend probeer ik ze neer te zetten. Toch hoop ik dat de kijker in mijn werk ook troost vindt. Troost en verontrusting, beide wil ik oproepen. Meerduidigheid, dubbelzinnigheid, is voor mij dan ook een rode draad.’ Die dubbelzinnigheid komt in Ina’s werk geregeld naar voren in onderwerpen die zowel kwetsbaarheid als kracht bevatten, zoals bloemen en planten, maar ook geslachtsdelen.
Ina noemt haar werk liever figuratief dan realistisch: ‘Er is geen omgeving te zien in mijn werk. De objecten geef ik geïsoleerd weer. De kleuren zijn niet dezelfde als in de werkelijkheid. De lichtval lijkt misschien in eerste instantie realistisch maar dat is helemaal niet zo. Hoewel ik altijd een foto als uitgangspunt gebruik voor een schilderij, verander ik de kleur en lichtinval zodat het klopt voor het schilderij.’ In de figuratieve uitwerking speelt ook de abstractie een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in de compositie: ‘Deze moet als het ware ook in abstracte zin – alsof het een abstract schilderij is – sterk zijn. Wanneer er geometrische vormen zoals cirkels, cilinders of driehoeken in een schilderij ontstaan vind ik het altijd erg bevredigend en bevestigend.’ Het figuratieve schilderen zit bij Ina ingebakken. Daarbij speelt het verhalende vermogen een belangrijke rol. ‘Ik begon ooit als stripkunstenaar, waarbij het verhaal – een fragment uit mijn dagelijkse leven – heel belangrijk was. Figuratief schilderen was voor mij de meest voor de hand liggende overgang vanuit striptekenen. De suggestie van een verhaal, gebeurtenis of misverstand kan ik via iets heel concreets, via herkenbare voorstellingen verbeelden.’
Ina studeerde Skone Kunsten met als hoofdvak tekenen aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika en vervolgde haar opleiding van 1996 tot 1998 aan De Ateliers in Amsterdam, de stad waar ze sindsdien woont en werkt. Haar werk is in talloze (museale) solo- en groepstentoonstellingen in en buiten Nederland opgenomen en bevindt zich in de collecties van onder meer het Rijksmuseum, Stedelijk Museum Amsterdam, Kunstmuseum Den Haag en AkzoNobel Art Foundation.
FIGURE/FORM
David Haines
David Haines (Nottingham, Verenigd Koninkrijk, 1969) reflecteert in zijn werk op de betekenis van beelden; hoe die tot stand komen, wat voor betekenis ze onbewust al bij het maken meekrijgen, wat ze kunnen overbrengen of oproepen en wat de veelheid aan beelden die we tegenwoordig zien voor impact heeft. Betekenis is niet eenduidig, en dat is Davids werk ook niet: hij werkt in verschillende handschriften en maakt tekenkunst, schilderijen, beeldhouwwerk, video en muziek.
Iedereen neemt de realiteit anders waar, erkent David, ‘en die variatie beïnvloedt hoe kunstenaars de wereld weergeven. Ik beschouw realisme als een artistieke benadering die probeert de kloof te overbruggen tussen hoe de wereld wordt waargenomen en de hoe de kunstenaar die verbeeldt. Het doel is een continue verbinding tussen beide.’ David ziet wel problematische kanten aan de term realisme. ‘De term lijkt kunst te beperken tot louter representatie en negeert de bredere complexiteit van hoe beelden fysiek en psychologisch op ons doorwerken. De geschiedenis van representatie gaat niet alleen over wat wordt waargenomen en afgebeeld, maar ook over hoe beelden ons op verschillende manieren kunnen beïnvloeden.’
De termen abstractie en figuratie vindt David te beperkend: ‘Ik zie ze eerder als twee benaderingen die voortkomen uit een gedeelde interesse. De ene benadering betreft een interne, introspectieve dialoog – waarbij de kunstenaar markeringen maakt op basis van formele artistieke overwegingen – terwijl de andere benadering zich richt op een externe interactie met de zichtbare wereld, waarbij de kunstenaar markeringen maakt als reactie op een inherente orde in wat hij waarneemt. Deze benaderingen sluiten elkaar niet uit. Als kunstenaars nemen we een rijke en complexe geschiedenis met ons mee, en in mijn eigen werk put ik uit zowel abstracte of minimalistische tradities als uit het hyperrealisme.’
David studeerde aan de Camberwell School of Art in Londen en aan de Rijksakademie in Amsterdam. Hij toonde in groepsverband eerder in Museum MORE, Stedelijk Museum Amsterdam en op de Biënnale van Istanbul. Solotentoonstellingen had hij onder meer in Upstream Gallery en de Armory Show in New York. In 2012 won hij de Jeanne Oosting Prijs en in 2017 de Refresh Irinox Prize op Artissima, Turijn.
Caja Boogers
Het werk van Caja Boogers (Vlaardingen, 2001) is gelaagd in meerdere betekenissen van het woord. Met modelleerpasta brengt hij een grondlaag aan op zijn doeken, waarbij hij imperfecties toelaat en geregeld ook in de pasta krast. Daaroverheen legt hij zijn voorstellingen, die nogal variëren in onderwerp. In zijn nog jonge oeuvre bewoog hij van het afbeelden van bijna abstracte ijsoppervlakten naar kopieën van oude familiefoto’s. Altijd pendelt zijn werk tussen de voorstelling en de voorstellingloosheid, tussen kijken, begrijpen, weten en verwonderen. Door zijn motief veelvoudig te herhalen, probeert hij grip te krijgen op onderwerpen die zich moeilijk laten fixeren.
Caja ervaart het realisme niet als dwingend: ‘Ik zie realistische schilderkunst als een element dat ik kan inzetten wanneer ik het bruikbaar vind. Ik denk dat schilderkunst in het algemeen een idee of een onderwerp op zo’n manier kan isoleren en verheffen dat het de toeschouwer kan prikkelen, en een gevoel van herkenning kan geven. Die herkenning vind ik spannend. De geschilderde realiteit dwingt de kijker soms om anders te kijken naar dé realiteit, en er langer bij stil te staan. Dit principe, van iets herkennen en ergens de tijd voor nemen, is een waardevol gegeven.’
Het gebruik van realisme en figuratie is voor Caja iets natuurlijks: ‘Dit heeft onvermijdelijk te maken met de snelle digitale beeldcultuur waar we dagelijks aan worden blootgesteld. Je ziet wel honderden beelden op een dag.’ Op zijn telefoon heeft Caja een beeldbank aangelegd van beelden die hij visueel interessant vindt: van screenshots en foto’s van schilderijen tot beelden uit fotoalbums en historische foto’s. ‘Wanneer ik in mijn atelier ben, scrol ik weleens door dit album. Het is dan alsof ik een geëxternaliseerd deel van mijn eigen hoofd bekijk. Het zijn ook meestal beelden uit dit album die ik gebruik als bronmateriaal bij het schilderen.’
Caja studeerde in 2023 af aan de HKU. Nadien toonde hij solo bij Galerie Gerhard Hofland en was hij onderdeel van groepstentoonstellingen in Museum Helmond en Galerie Ron Mandos. Zijn werk is onder meer onderdeel van de collecties van Museum Voorlinden, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Lakeside Collection, AkzoNobel en de ING. In 2023 won hij de Lakeside Collection Award, wat hem een residentie van een jaar in het Depot van Museum Boijmans Van Beuningen opleverde.
Lieven Hendriks
Wat is echt? Bij het werk van Lieven Hendriks (Velp, 1970) kan deze vraag op meerdere niveaus worden gesteld. Door onder meer vakkundig gebruik te maken van trompe-l’oeil-effecten zet Lieven een spel met de waarneming op dat al snel filosofische vragen oproept over het karakter van de werkelijkheid. ‘Ik vind het spannend om de blik te laten kantelen doordat je denkt iets gezien te hebben en die gedachte vervolgens moet bijstellen. Dat je je bewust wordt van je eigen kijken.’ Hij reflecteert in zijn werk op de aard van de werkelijkheid en die van de schilderkunst, maar behandelt ook thema’s als hoop, troost en verlangen.
Lieven is zich sterk bewust van de weerbarstigheid van het begrip ‘realisme’. ‘De dagelijkse werkelijkheid vormt meestal het vertrekpunt voor mijn werk. Onderwerpen komen uit het dagelijkse leven en genereren mogelijk een bepaalde spanning binnen een vertaling naar het doek. Daarbij is het voor mij uiteindelijk niet van belang om de werkelijkheid zo natuurgetrouw of zo echt mogelijk weer te geven. Wat ik belangrijk vind, is dat de verbinding met die werkelijkheid behouden blijft terwijl de schilderkunstige vertaling tegelijkertijd zo zelfstandig mogelijk is. Anders gezegd: ik streef ernaar dat de kijker in eerste instantie een hoog realistisch gehalte ervaart maar deze ervaring tijdens het kijken ook weer kan afbreken en opnieuw moet opbouwen.’
Lieven studeerde in 1994 af aan de HKU en was daarna resident aan De Ateliers in Amsterdam. Hij exposeerde in Kunstmuseum Den Haag, Centraal Museum, Museum MORE en CODA Museum in Apeldoorn. Werk van zijn hand bevindt zich onder andere in de collecties van AkzoNobel, Museum Voorlinden en de Nagoya University of Arts in Japan. Sinds 2000 doceert hij Fine Art aan de HKU, waar hij les heeft gegeven aan een groot aantal kunstenaars. Zeven van hen nemen deel aan deze tentoonstelling: Caja Boogers, Sam Werkhoven, Joyce Overheul, Bobbi Essers, Leon Stoffelen, Onno Meeuwsen en Robin Speijer.
Jemima de Jonge
Welkom in een wereld waarin alles net even anders is! Met een sterk gevoel voor psychologie, esthetiek en humor bouwt Jemima de Jonge (Rotterdam, 2001) een droomwereld die balanceert tussen vertrouwd en ontregelend. Ze werkt met tekeningen, sculpturen, installaties, video’s en performances, die ze samenvoegt tot één gebaar. Haar immersieve werk speelt met ruimte, tijd, perceptie en schaal en bevraagt de grenzen tussen de eigen beleving en het kunstwerk. ‘Mijn zorgvuldig gecreëerde wereld is gebaseerd op de realiteit. Soms biedt die een vorm van escapisme, andere keren een uiting van verlangen, en vaak ook een humoristisch commentaar.’
Binnen het creëren zoekt Jemima graag de grenzen van de realiteit op. ‘Wat mij erg inspireert zijn surrealistische en absurdistische verhalen of ervaringen in een alledaagse context. Ik vertaal abstracte thema’s zoals eenzaamheid, verlangen, compulsiviteit of verlegenheid naar figuratieve ruimtes waarin zich een verhaal afspeelt.’ De herkenbaarheid van de ruimtes en van de verhalen en sferen die zich erin ophouden is een belangrijke factor in Jemima’s werk. ‘Hoewel de werelden die ik creëer hun eigen regels en vormen hebben, raken ze toch genoeg aan onze werkelijkheid om associaties of herinneringen op te roepen. De herkenbare werelden scheppen ruimte voor interpretatie. Hierdoor kan ieder zijn eigen verhaal verbinden aan het werk. Ik probeer op een verfijnde manier menselijke emoties voelbaar te maken door die in elk aspect van het werk te verwerken. Van de manier hoe je door een ruimte wordt geleid en de muziek die je hoort tot de inrichting van een kamer.’
Jemima studeerde in 2023 cum laude af aan de KABK. Ze exposeerde solo in Galerie Heden en De Spelonk, beide in Den Haag en was onderdeel van groepstentoonstellingen in CODA Museum, Eye Filmmuseum en Galerie Ron Mandos. In 2022 werd ze door Eye uitgeroepen tot Badlands filmtalent en in 2024 sleepte ze de Sacha Tanja Penning voor realistische kunst in de wacht. In 2025 is in Museum MORE | Kasteel Ruurlo haar eerste museale solotentoonstelling te zien.
Maja Klaassens
Maja Klaassens (Christchurch, Nieuw-Zeeland, 1989) houdt het niet bij één stijlrichting of medium: haar werk varieert van figuratief tot abstract en ze werkt in schilderkunst, fotografie, sculptuur, video en tekst. Ze is een groot liefhebber van literatuur en film, en benaderingen uit die kunstvormen past ze toe in haar beeldende werk. Zo toont haar kunst vaak suspense, of een specifiek moment tussen twee handelingen in. In deze tentoonstelling worden Maja’s Grass-werken getoond, waarin ze met enkele verfstreken een bijna fotorealistisch grasveld neerzet. Maar hoe zit het met de plekken waar het gras geknakt is? Kijken we naar het resultaat van een fijne picknick in het park, of is hier iets meer sinisters aan de hand?
Over de mate van realisme in haar werk zegt ze zelf: ‘Sommige van mijn werken bevatten denk ik wel realistische elementen of kunnen kunsthistorisch aan het realisme worden gelinkt. Toch zou ik mezelf geen realist noemen; mijn kunstpraktijk als geheel is vrij breed en omvat verschillende benaderingen.’ Maja vindt het te verwachten dat beschouwers vragen stellen over de verhouding tussen figuratie en abstractie in haar werk: ‘De vraag wat “echt” en ”niet echt” is, bewerkt of niet bewerkt, getoond of niet getoond – en de ambiguïteit daarvan – is interessant en speelt een belangrijke rol in mijn werk. Als ik wil benadrukken dat iets weggelaten of bewerkt is, zijn daar talloze manieren voor. In sommige gevallen is een figuratieve stijl het meest logisch, in andere niet. Figuratieve schilderijen roepen bij veel mensen direct associaties op met taal en verhalen. Ik vind het interessant om met die associaties te spelen om te begrijpen hoe verhalen worden geconstrueerd.’
Maja studeerde in 2014 af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, de stad waar ze nog steeds werkt. In 2021 haalde ze haar bachelor Kunstgeschiedenis aan de VU. Zowel solo als in groepsverband exposeerde ze meermaals bij galerie Dürst Britt & Mayhew in Den Haag, die haar vertegenwoordigt. Verder was haar werk te zien in galeries in Toronto, Londen, Antwerpen en Eindhoven.
Menno Pasveer
Een fles frituurvet, een aan- en uitknop, een stuk aluminiumfolie, geen onderwerp is te onbelangrijk om door Menno Pasveer (Schiedam, 1998) geschilderd te worden. Zelfs de onderwerploosheid schuwt hij niet: de abstractie heeft ook Menno’s interesse. In alles wat hij maakt is hij vooral geïnteresseerd in de formele aspecten van de schilderkunst. Het gaat om de toets, de verfstreek. Het onderwerp is secundair.
Het boeiendst voor Menno is het bestaan van verschillende handschriften in de kunst: ‘Een doek van Willem de Kooning naast een doek van Peter Paul Rubens vind ik fantastisch. De minutieuze toets van Rubens versterkt de energieke losse toets van De Kooning en vice versa. Binnen mijn eigen werk streef ik ook naar soortgelijke “gesprekken”, van fotorealistisch tot totale abstractie.’ In het werk Aluminiumfolie wilde Menno dicht bij de stofuitdrukking van het materiaal blijven: ‘De essentie van dit werk zit immers in het materiaal zelf. De specifieke glans op de punten en vouwen kon ik het beste weergeven door heel nauwgezet en fotorealistisch te werken.’
De kracht van figuratieve beeldtaal is voor Menno tweeledig: ‘Allereerst geeft het richting binnen een chaos aan penseelstreken; als je dat niet hebt, wordt een schilderij abstract. Het is als het ware de maat waar een jazzmuzikant zich aan moet houden. Zonder die maat is het een grote chaos. Ten tweede brengt figuratie duidelijkheid. Mijn werk gaat vaak over de schoonheid van het dagelijks leven. De dingen die ik schilder zijn vaak alledaagse producten. Behalve dat ze mij zelf aanspreken, hoop ik dat deze werken door de herkenning van alledaagsheid een grotere groep mensen zullen bereiken.’
Menno studeerde in 2022 af aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Nog voordat hij afstudeerde nam hij deel aan de groepstentoonstelling Vruchtbare grond in Stedelijk Museum Schiedam. Nadien toonde hij in groepsverband bij Galerie Ron Mandos en solo bij Ten Haaf Projects. Zijn tweede solotentoonstelling, toepasselijk getiteld De schoonheid van het dagelijks leven, had hij in 2024 in MOYA Museum Of Young Art in Oosterhout.
Robin Speijer
Robin Speijer (Hilversum, 1997) onderzoekt in haar werk de diffuse gebieden tussen de figuratie en de abstractie, tussen vorm en voorstelling. In vele verschillende verschijningsvormen toont ze steeds weer hoe dat schemergebied eruit kan zien: vormen, lijnen, patronen en kleuren bestaan in haar werk in harmonie met wat afgebeeld is. Dat is altijd een variant van hetzelfde: een stuk textiel. ‘Textiel kan een oneindig aantal vormen aannemen, terwijl het herkenbaar blijft als een zacht en flexibel materiaal.’
De kadrering van haar schilderijen is voor Robin belangrijk: door alleen close-ups te gebruiken en de grenzen van de lap stof buiten beeld te laten, ontneemt ze de kijker de context, waardoor de focus onvermijdelijk op het oppervlak komt te liggen. Daarnaast speelt het formaat van haar werk een grote rol in de beleving: het textiel wordt in Robins handen monumentaal.
Robin gebruikt realistische elementen om bepaalde effecten te bereiken: ‘Beeldelementen zoals licht, schaduw en perspectief zijn direct herkenbaar en maken het werk daardoor visueel toegankelijk. In een schilderij geven deze elementen daarnaast de illusie van ruimtelijkheid: de verf lijkt het platte vlak te ontstijgen. Tegelijkertijd ben ik uit op vervreemding van de werkelijkheid. Door een uitsnede te maken en hierop in te zoomen beschik je als kijker over beperkte informatie. Van een afstand lijkt mijn werk nauwkeurig geschilderd en haast echt, maar niets is minder waar. Van dichtbij zie je zachte massa’s van kleur en losse kwaststreken. De composities hebben een onnatuurlijk oogpunt en zijn sterk uitvergroot. Hierdoor zijn er andere interpretaties mogelijk dan enkel het beeld uit de werkelijkheid dat als startpunt fungeerde.’ Robin wil per se voorkomen dat het werk eenduidig is: ‘Juist het grijze gebied dat tussen figuratie en abstractie leeft is wat me blijft fascineren in het maken.’
Robin studeerde in 2019 cum laude af aan de HKU in Utrecht en nam deel aan groepstentoonstellingen in onder meer Museum MORE, Museum Belvédère en Stedelijk Museum Schiedam. In 2019 won zij het felbegeerde Dooyewaard Stipendium en in 2020 de Sacha Tanja Penning: een belangrijke prijs voor kunstenaars binnen het realisme. Robins werk bevindt zich in de collecties van Museum Voorlinden en Stedelijk Museum Schiedam.
Sam Werkhoven
Voor Sam Werkhoven (Utrecht, 1997) is de inspiratie bijna overal te vinden: in de natuur, social media, film, de kunstgeschiedenis. Hij brengt uitsnedes vanuit deze bronnen over op doek en vaak is de herkomst daarbij moeilijk te herleiden. Het schilderproces vindt Sam belangrijk. Hij werkt niet eindeloos aan hetzelfde doek; het moet als het ware in één keer gebeuren. Deze nadruk op het schilderen is altijd zichtbaar in zijn werk. Zijn kleine doeken toont Sam graag dicht naast elkaar: zo brengt hij beelden die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken hebben met elkaar in relatie en creëert hij mogelijkheden tot nieuwe interpretaties, verbanden en betekenissen.
Het is Sam niet te doen om een exacte nabootsing van de werkelijkheid. ‘Hoewel veel van mijn schilderijen figuratieve elementen en referenties naar onze werkelijkheid bevatten, gaat het me niet om een waarheidsgetrouwe weergave. Ik gebruik figuratie, vereenvoudiging en de suggestie van de waarneming om een snelle herkenning teweeg te brengen. Deze herkenbaarheid creëert een ingang naar het schilderij, waarna andere, minder direct zichtbare elementen zich kunnen openbaren. Het is die spanning tussen herkenning, suggestie en verf die uitnodigt om langer te blijven kijken.’
Sam kijkt altijd sterk naar wat het uiteindelijke werk nodig heeft: ‘De beelden die ik schilder ondergaan bijna altijd een vorm van abstrahering. Ik kijk naar wat ik kan weglaten of toevoegen, zodat het beeld voor mij functioneert. Wat me fascineert, is het spanningsveld dat ontstaat tussen de referentie naar aspecten van de werkelijkheid en het materiaal.’ Het schilderproces opent voor Sam ook andere manieren om naar de werkelijkheid te kijken. ‘Het proces van schilderen vormt een cirkel van waarnemen, interpreteren en representeren. De prikkeling van herkenning speelt hierbij een belangrijke rol. Het helpt me beter te bepalen wanneer een beeld werkt en wat wel of niet functioneert.’
Sam studeerde in 2023 af aan de HKU. In hetzelfde jaar won hij het Dooyewaard Stipendium en was hij onderdeel van Best of Graduates bij Galerie Ron Mandos. Kersgallery toonde zijn werk op Ibiza en in Parijs en zijn werk is te vinden in de collecties van Sanquin, AkzoNobel en het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Lenny Oosterwijk
Lenny Oosterwijk (Rotterdam, 1969) streeft naar een schilderachtige kwaliteit in zijn fotografische werk en zoekt het midden tussen figuratie en abstractie. Dat doet hij over het algemeen met natuurfotografie, waarin hij grasvelden en wolkenluchten abstraheert tot kleurvlakken en speelt met het ritme van lichtreflecties op wateroppervlakten.
Het realisme gaat voor Lenny over het vastleggen van de schoonheid om ons heen. ‘In de fotografie is tegenwoordig alles mogelijk met digitale technieken en nabewerking. Daar maak ik geen gebruik van. Schoonheid is overal: voor mij is het een kwestie van goed kijken.’ Over de schilderachtige kwaliteit van zijn werk: ‘Ik krijg vaak de vraag welke techniek ik gebruik in mijn “schilderijen”. Ik vind dat een mooi compliment. De paradox in mijn werk is dat ik realistische foto’s maak van bijvoorbeeld een rivier, een bos, het blauw van de hemel of de zon en tegelijkertijd refereer aan abstracte schilderkunst van bijvoorbeeld Jackson Pollock, Barnett Newman en Mark Rothko. De foto die ik maakte van de zon geeft bijna warmte af en lijkt echt te stralen. De meeuwen die heel klein onder in het beeld vliegen geven een beeld van de schaal van dit enorme stuk lucht met de zon. De meeuwen zie je pas als je dichter op het werk staat en zorgen ervoor dat het werk als foto herkenbaar is.’
Naast autonoom fotograaf is Lenny regisseur en was hij art director voor het tijdschrift Rails, de Rotterdamse Uitagenda, MAN, Container, City Media en Nouvelle Media. Daarnaast fotografeert hij in opdracht, vooral als portrettist van bekende Nederlandse kunstenaars, schrijvers en muzikanten. In zijn thuisstad Rotterdam maakte hij een standbeeld van Jules Deelder, gebaseerd op een foto die hij eerder van de ‘nachtburgemeester’ schoot. In 2016 won hij de Zilveren Camera in de categorie portret. Zijn werk werd tentoongesteld in Kunsthal Rotterdam en is met regelmaat te zien op beurzen, waar het onder andere getoond wordt door zijn eigen Untitled Gallery.