Deze tentoonstelling is genomineerd voor de Museumtijdschrift Tentoonstellingsprijs 2023. Stem vóór 18 september en maak zelf óók kans op prachtige prijzen. Kijk op www.tentoonstellingsprijs.nl
Locatie Gorssel Onbevangen, fantasievol en ontroerend eenvoudig. Dat lijkt de onweerstaanbare aantrekkingskracht van naïef realisme. Maar onder dit schijnbaar simpele oppervlak schuilt een rijk artistiek spectrum. En de ongeschoolde makers ervan stonden aan de wieg van de moderne kunst. Museum MORE brengt 80 schilderijen van grote, maar ook onbekende naïef realisten uit de Verenigde Staten en Europa samen. Een unieke trans-Atlantische ontmoeting van eigenzinnige kunstwerken en meeslepende levensverhalen. Geïnspireerd op de baanbrekende tentoonstelling Masters of Popular Painting van het New Yorkse Museum of Modern Art, laat Museum MORE na 85 jaar veel kunstenaars van toen weer in elkaars gezelschap zien. Met topkunst van autodidacten zoals Henri Rousseau, Camille Bombois, Séraphine Louis, Nikifor, John Kane, Horace Pippin, Morris Hirshfield en Grandma Moses.
Zonder formele kunstopleiding klommen in de jaren 1920-1945 naïef realisten naar de artistieke top, aan beide kanten van de oceaan. Hun schijnbaar eenvoudige landschappen, intieme huiselijke taferelen, ongeveinsde portretten en kleurrijke stillevens spraken tot de verbeelding van publiek en het artistieke establishment.
Unieke beeldtaal
De waardering voor het werk van naïef realisten zou in de turbulente periode tussen de twee wereldoorlogen een hoge vlucht nemen. Wellicht geholpen door een verlangen naar fictieve vervlogen tijden waarin de wereld nog overzichtelijk leek. Maar belangrijker nog: beeldende kunst gemaakt door de ‘gewone’ man en vrouw kreeg opeens erkenning binnen het officiële kunstcircuit. Gerenommeerde musea en kunstverzamelaars breidden hun collecties uit met getalenteerde autodidacten. Ze werden niet meer gezien als amateurs, maar als volwaardige kunstenaars met een authentieke stem en een unieke beeldtaal.
In zekere zin zijn ze de belichaming van een alledaags heldendom, door de uitzonderlijke positie die ze soms doelbewust en soms per ongeluk veroverden. Maar er was geen sprake van een gecoördineerd leger. De kunstenaars die hun vak soms pas op latere leeftijd oppakten, naast veelal karig beloonde banen, kenden elkaar waarschijnlijk niet. En ze vormden zeker geen groep met een artistiek aanvalsprogramma. Het waren individuen met zeer verschillende achtergronden. Slechts met elkaar verbonden door hun eigenzinnige, vaak rijkgedetailleerde en doorvoelde weergave van de werkelijkheid.
Henri Rousseau
Henri Rousseau, bijgenaamd Le Douanier, was onmiskenbaar de belangrijkste wegbereider voor de opmars van naïef realisten. De Franse belastingbeambte werd rond 1900 ontdekt en omarmd door collega’s met een academische kunstopleiding zoals Félix Vallotton en Pablo Picasso. In Rousseaus ongeschoolde werk zag de toenmalige Parijse avant-garde iets revolutionairs: kunst die terugging tot de ongekunstelde kern. Wars van conventionele regels, vrij en direct. Een inspiratiebron voor kunstenaars die zich van hun harnas wilden ontdoen. En voor wie een intellectuele benadering van hun vak een keurslijf betekende. Rousseau, ooit door sommige critici weggehoond om zijn ‘kinderlijke’ kunst, bood hen uitwegen. Zo bezorgde Rousseaus werkwijze en beeldtaal avant-gardisten extra brandstof op hun route naar kubisme, maar ook naar nieuwe zakelijkheid.
Nieuwe meesters
Rousseau zou na zijn dood in 1910 zelfs uitgroeien de aartsvader van het naïef realisme. In Europa maar ook in de Verenigde Staten, waar hij getoond werd naast de artistieke voorhoede van die tijd. En waar de Schotse immigrant John Kane als zijn evenknie beschouwd werd. Het was ook daar dat Horace Pippin, een oorlogsveteraan, een van de eerste zwarte kunstenaars werd die succes bereikte in een zwaar gesegregeerde samenleving. Het New Yorkse Museum of Modern Art (MoMA) speelde een cruciale rol bij de ongekende groei in waardering voor naïef realisten. Het bood Josephine Joy als eerste vrouw ooit binnen de MoMA-muren een solotentoonstelling. En het organiseerde de blockbuster Masters of Popular Painting in 1938 waarin drie decennia aan artistieke ontdekkingen culmineerde.
Trans-Atlantische ontmoeting
Het MoMA toonde een enorme selectie van 150 werken, uitgekozen op individuele kwaliteit die het gemiddelde niveau van ‘anonieme volkskunst’ ver oversteeg, zo schreven de conservatoren. De tentoonstelling was opgezet in samenwerking met het Musée de Grenoble en bracht tientallen Amerikaanse en Europese, vooral Franse ‘modern primitives’ bijeen. De schilderijen van onder anderen Camille Bombois, Séraphine Louis en André Bauchant kregen een eervol podium, naast uiteraard Rousseau.
Pas toen sommige naïef realisten echt populair werden in de jaren 1940-1950, zoals de Amerikaanse voormalige boerin Grandma Moses, sloten de deuren van kunstkathedralen zich weer. Het vele programmeren van naïef realisme kostte Alfred Barr, de eerste directeur van het MoMA, zelfs zijn baan, naar verluidt. Waarschijnlijk deed het tentoonstellen van de totaal onorthodoxe kunst van de kleermaker Morris Hirshfield hem uiteindelijk de das om. Als voortdurende promotor en verbinder van autodidacten aan ‘gevestigde’ kunstenaars was Barr in de ogen van critici te ver gegaan. De wind was in een andere richting gedraaid.
Het grote verhaal
Inmiddels is het belang van de beroemde naïef realisten van toen binnen de kunstgeschiedenis onbetwist. Er is zelfs sprake van een herwaardering met recente internationale tentoonstellingen en publicaties die ook de discussie weer doen oplaaien over de noemer waaronder je deze kunstenaars zou moeten vangen. In de Verenigde Staten spreekt men nu vaak (weer) van self-taught artists, en in de afgelopen eeuw passeerden ook termen zoals moderne primitieven, zondagsschilders en outsiders. Museum MORE hanteert de term naïef realisten omdat het kunstenaars waren én zijn die naadloos passen binnen het grote kunsthistorische verhaal van realistische kunst. Van vroeger en nu.
De tentoonstelling Naïef realisme | Van Rousseau tot Grandma Moses is geïnspireerd op de beroemde, baanbrekende MoMA-tentoonstelling, waarbij veel kunstenaars uit Europa en de Verenigde Staten na 85 jaar samen terug te zien zijn. Hun laatste ‘reünie’ in Nederland had plaats in 1964. Bovendien biedt de eigen collectie van Museum MORE bij uitstek de context voor het begrijpen van naïef realisme doordat het museum doorlopend een brede waaier aan realistische kunst toont. Vandaar dat ook het werk van Nederlandse naïef realisten, zoals Sipke Houtman en Sal Meijer, naast dat van buitenlandse collega’s zal hangen.
Topstukken
Bij de samenstelling van de tentoonstelling en de totstandkoming van het tentoonstellingsboek heeft Katherine Jentleson, Merrie and Dan Boone Curator of Folk and Self-Taught Art van het High Museum of Art in Atlanta haar expertise royaal gedeeld met conservatoren Marieke Jooren en Sito Rozema. De tour de force om 80 topstukken bijeen te brengen zou tevens niet mogelijk zijn zonder prachtige bruiklenen uit particuliere collecties en musea. Werken uit de Verenigde Staten zijn o.a. afkomstig van de National Gallery of Art en het Smithsonian Museum of American Art in Washington D.C. Vanuit Europa wordt warme medewerking verleend door onder meer Museé l’Orangerie in Parijs, de Franse Fondation Dina Vierny en de Duitse Zander Collection.
Deze tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt door het Prins Bernard Cultuurfonds en HIZKIA Kunsttransport & Logistiek.
Kunstenaars
André Bauchant, Camille Bombois, Emile Branchard, Pedro Cervántez, Adolf Dietrich, Miep Dehé, Jean Ève, Victor Joseph Gatto, Morris Hirshfield, Sipke Houtman, Thorvald Arnst Hoyer, Josephine Joy, John Kane, Lawrence Lebduska, Séraphine Louis, Sal Meijer, Grandma Moses, Nikifor, Dominique Peyronnet, Horace Pippin, Henri Rousseau, René Rimbert, Aloys Sauter, Abraham Smalt, Adalbert Trillhaase, Louis Vivin.
Boek in onze museumshop
Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerd boek. De auteurs zijn Marieke Jooren, Sito Rozema en Katherine Jentleson. De uitgever is WBooks. Het boek bevat 150 pagina's, ca 100 afbeeldingen en kost €29,95. ISBN 9789462585423.
Film & méér
Museum MORE zal naast speciale workshops, rondleidingen en flitscolleges ook de prijswinnende Franse speelfilm Séraphine (2008) van regisseur Martin Provost vertonen. Met dank aan filmdistributeur Cinéart.
VPRO CINEMA:
Wondermooie filmbiografie van de laatste dertig jaar in het leven van Séraphine Louis (1864-1942), autodidacte kunstschilder in eenzelfde naïeve stijl als Henri Rousseau. Séraphine, subtiel gestalte gegeven door Yolande Moreau, wordt in 1912 in Senlis als huishoudster aangenomen door de Duitse kunstverzamelaar Wilhelm Uhde. Nadat hij bij toeval ontdekt dat ze lumineuze schilderijen maakt ondersteunt hij haar, maar la Grande Guerre (Eerste Wereldoorlog) doet hem het land ontvluchten. Pas dertien jaar later herenigt de mecenas zich met zijn onconventionele protégée. Zeven Césars, waaronder Beste Film en Beste Actrice.